Soms komt het, soms komt het niet, het woord waarmee je je dag beginnen kunt als je schrijven gaat, als je alles van jou heb weggeduwd en je binnentreed in de eenzaamheid van je eigenheid waar je zoeken gaat om te vinden wat er te schrijven valt, en het eerste beeld dat je overvalt een prentkaart is van een bord of schotel uit de verzameling van Calouste Gulbenkian.
En je herinnert je, de mecenas die zijn fortuin besteedde aan een buitengewone verzameling van kunstwerken die hij achteraf geschonken heeft, niet aan London, maar aan Lisboa die de kunstwerken onderbracht in het Gulbenkian museum. Een schitterende opsomming van wat de scheppende mens bij machte is te realiseren; het meest wonderlijke, als het meest verbazende, als het meest eenvoudige waarin de grenzen van wat mogelijk gewaand wordt telkens overschreden worden. Werken waarvan de naam van de maker is gekend als werken van de anonieme kunstenaar, verloren in de tijd, alsof voor hem het gepresteerde werk de meest normale zaak van de wereld was dat hij, als juwelier, schilder, miniaturist, ebenist, keramist, beeldhouwer, creëerde zoals hij ademde.
Of het beeld van wat ooit in gouden letters, zo klaar en precies werd aangebracht, hoog op de muren van een van twee musea op de Trocadéro plaats in het hartje van Parijs, zijnde een tekst van Valéry:
Dans ces murs voués aux merveilles, j’accueille et garde les ouvrages de la main prodigieuse de l’artiste, égale et rivale de la pensée. L’une n’est rien sans l’autre.
De mens en zijn uitgesproken hunker naar het schone, het verhevene, het sacrale, een wereld van geest en materie vervlochten, die de bestaande wereld die we lichtvoetig elke dag bewandelen, overwelft.
In welke mate de kunst van vandaag deze wereld van het schone, het verhevene nog bewandelt is me totaal vreemd. De kunst – of wat kunst wordt genoemd – stilt de honger niet, voedt niet meer onze geest. Maar misschien zijn we te weinig van deze wereld en deze tijd, zijn we te ouderwets geworden, bleven we te zeer doordrongen van wat we dachten het kosmische te zijn in Stonehenge, in de tekeningen van de Altamira grotten, het kosmische in onze gotische kathedralen, waar de krachten van de aarde verslingerd liggen in de krachten van de hemel er boven.
Zo blijven we beleven de waarden van de levende geest, en niet deze van de aarde. Het is gewikkeld in deze geest dat we zullen vergaan.
|