.
Dit is, zoals zovele morgens, mijn binnenkomen in de wereld van woord en zingeving; dit is, even maar, de tijd houden om op te stijgen tot in de hoogste luchten; dit is mijn ontmoeting met wat is en altijd zijn zal, mijn onderdompeling in het zijnde.
Al weet ik niets erover, al is het een holte, ze is gevuld met dingen die ik niet zie maar die ik inadem langs de geest in mij. Die ik aftast keer op keer, als ik neerzit voor het maagdelijk blad van de dag dat nu bedekt gaat worden met woorden meer dan met daden. Zaaisel uitgestrooid met volle grepen, zoals de boer die vroeg in de morgen is opgestaan en met de zak zaad over de borst – ik denk aan de Vlasschaard van Streuvels – over de akker loopt en met brede zwaai van de arm de zaden uitstrooit, biddend dat ze kiemen mogen tot een rijke oogst. Zo mijn woorden neergezet, hopende dat ze gelezen worden, dat ze geoogst worden en uitgedragen. Vertrokken uit het niets van de nacht is, in de morgen, aarzeling mijn deel om verder te gaan en te blijven zaaien ongeacht waar de zaden terecht zullen komen.
Het is mijn gebed, niet om iets te bekomen - er valt hier op deze aarde niets te bekomen - maar een gebed om meer te zijn en te worden, om dieper door te dringen tot de zin van het onoverkomelijke dat ons beheerst tot in de fijnste plooien van ons bestaan. En het dringt, nu ik gekomen ben op de drempel van waar ik nog niet was, maar heen zal gaan, vertrouwend, omhelzend elk ogenblik dat ik bewust omga met de dingen en tracht door te dringen tot de kern ervan.
Uit deze morgen zal later de dag opstaan en zich uitspreiden over mij, in de vele kleine dingen die ik zal doen, automatisch of bewust. Herdenkend wat ik deze morgen heb geschreven, over mijn gebed om meer te zijn, te kijken hoe alles beweegt en hoe vol alles is. Stille bewegingen van hand en geest, over de middag heen, tot het licht verzwakt en de avond komt, en ik, zoals vele avonden, vaststellen zal dat de dag is weggegleden, onopgemerkt voorbij, en ik mijn boeken sluiten kan.
Het zal voldoende geweest zijn. Ik zal gedaan hebben wat mogelijk was te doen, ik zal heel wat niet gedaan hebben wat ik had kunnen doen, zoals het elke dag gebeurt, denkend dat het morgen beter zal gaan en dat ik ooit nog eens wat schrijven zal dat me verbazen zal.Want dit is waar het telkens op neer komt, schrijven om je zelf te verbazen, om te zien dat er jus in je steekt, dat je nog vol leven zit, dat je uitzwermen kunt om anderen te verbazen.
‘Le poids d’un atome n’échappe pas à ton Seigneur, ni sur la terre, ni dans les cieux’ (sourate X, 61). Het gewicht van wat ik schrijf vandaag is zelfs geen atoom, is niet om de maat te nemen maar, het is wat het is, de dag gaf niet wat de morgen me beloofde.
|