Op dit uur doe je geen vondsten meer, schrijf je geen poëzie meer, lees je hooguit een of andere wijsheid van een of andere schrijver, waar bijvoorbeeld W.H.Auden je mee vergastte:
‘Some books are undeservedly forgotten, none are undeservedly remembered’;
of de jonge Desiderius Erasmus:
‘Als ik wat geld heb koop ik boeken, en als er daarna wat overblijft koop ik eten en kleding’.
Maar je kunt ook, omdat het je in de dag bezighield, terugkomen op je idee van gisteren en zeggen dat er tussen, er was ‘niets’ in den beginne en, er was ‘iets’ in den beginne, geen middenweg is, geen ontsnappingsroute, geen halve ‘niets’ of halve ‘iets’, neen, ofwel beken je kleur, ofwel druip je af, zo is het nu eenmaal.
Niet dat ik het ’iets’ omschrijven kan, maar als ik de foto’s zie door de telescoop Hubble genomen - ik vertelde al over de foto’s in de National Geographic - nu in de Standaard van 14 april dan moet dat Iets grenzeloos ontzaglijk zijn, overrompelend veelzeggend, en blijven we in de onmogelijkheid er een passende allesomvattende naam voor te vinden. We kennen er wel een, maar die naam is bezoedeld door de mens.
Aldus blijven ons enkel nog de negenennegentig eigenschappen van die naam, een getal dat, in Arabische cijfers weliswaar, gegrift staat in de linker- en rechter handpalm: 81 en 18, - acht een omgekeerde V, één een verticale streep – eigenschappen die door negenennegentig verschillende namen kunnen vervangen worden.
In feite zit ik nergens met deze oplossing en komt het neer op een naam die zo intellectueel-spiritueel-technisch geladen is dat het fenomenale ervan noch met mensenmaten, noch met godenmaten te omschrijven valt en is 'De of Het Onnoembare’, de enige naam die kan gegeven worden. Het Iets zijnde wat geen naam heeft, het IS.
Na dit te hebben geschreven kun je terug de normale mens worden die je bent, je engagement in die ‘hemelse’ zaken voldoende gekend zijnde kun je gerust gaan neerliggen en wegglijden in het ongerijmde van de slaap. Je weet dat je er uit ontwaken zult met de vraag van elke dag: ‘Was nun kleiner Mann?’, bij wie ga je vandaag te rade? rekenend op je goed gesternte dat je vergezellen zal op je tocht doorheen de wereld van de gedachten.
Dit zoals het gisteren was, zoals het eergisteren was, erop vertrouwend dat de Muze je omhelzen zal.
|