Ik hoor van iemand dat hij begonnen is met al wat hij doet op te tekenen. Ik hoop voor hem dat hij het optekenen niet minutieus heeft ingeschat, want dan moet hij ook de tijd beschrijven nodig voor het optekenen zelf. Het enige nut dat er aan het bijhouden van een dergelijk dagboek verbonden is ligt hierin dat hij meer dan vroeger zal nadenken over hoeveel tijd hij heeft verspild met nutteloze zaken.
Ik zal er niet aan beginnen, ik tracht een vast stramien te geven aan mijn dagen, maar het gebeurt heel dikwijls dat het onvoorziene dit stramien in de war brengt. Uiteindelijk als ik er over nadenk is enkel het schrijven van mijn blog waar geen enkel dag aan ontsnapt. Eens de blog geschreven heradem ik, al weet ik dat het een geschiedenis is die geen einde kent. Maar dankzij mijn blog laten de dagen een spoor na, niet zo zeer gebonden aan het gebeuren van die dag maar eerder aan de gedachten van die dag, wat niet hetzelfde is en in die gedachten is geen stramien te bespeuren, ze zijn uiteenlopend, ze springen van de hak op de tak omdat ze meestal een etmaal uit elkaar liggen, wat ruimschoots voldoende is om op een totaal ander terrein op zoek te gaan naar het meest verbazende, het meest geschikte, telkens hopende hiermede wat literatuur te hebben bedreven.
Mijn schrijven heeft aldus zijn voordeel, gisteren was er een soort droomtoestand, een teruggrijpen naar wat was of had kunnen zijn. Deze morgen is er het grote licht van een heldere morgen, is er de merel die over het gras huppelt – hij moet zijn nest hebben in de dicht op elkaar gegroeide takken van de ceder – zijn er de tulpen die gaan kleur bekennen; is er het onzichtbaar roeren van de sappen in de struiken en de bomen. Het wondere leven van de natuur heeft zich aangemeld nu de zon opschuift naar haar verste punt in het noordoosten, nu de botten zwellen gaan en een begin van kleur bekennen.
Ik dacht nog, ik zal horen hoe de botten, hoe het leven eens te meer zal openbarsten, ik zal zien hoe het licht zich wentelen zal omheen de dingen die me omringen en waarvan ik deel van ben. Dit is wat ik optekenen wil. Heb het zo dikwijls al meegemaakt en nu, op het punt waar ik aangekomen ben, groeit de intensiteit van het beleven ervan.
Laat me, laat me de nieuwe lente binnengaan en zelf lente zijn, de weinige lentes die me nog overblijven, een ogenblik denkend aan wat George Steiner schreef: ‘La mort sera chose intéressante’.Wat hij, Steiner, hiermede precies bedoelt ontgaat me, maar hij moet zijn redenen hebben, hij is een verstandig en zeer belezen man. Voor mij echter, zelfs uit zijn context genomen, is het een belangrijk gegeven die een belofte inhoudt, maar dan liefst een belofte voor (veel) later.
|