Je zult nooit een boek schrijven als je er niet met volle overgave aan werkt; als je niet al het overige over boord gooit om een te zijn met wat je een jaar lang, of nog langer wenst te zijn. Tienmaal, twintigmaal ben je begonnen en telkens stil gevallen zoals een onweer begint in de zomer met wolken die komen aandrijven, zich ledigen met donder en bliksem om dan stil te vallen terwijl de luchten openschuiven op het blauw van de hemel.
Een boek schrijven is het onweer voelen aankomen en er voor te zorgen dat het boek geschreven staat vooraleer het onweer is uitgeraasd, hoe lang dit ook duren mag. Er is geen andere weg. Je hoeft geen plan op te maken zoals Harry Mulisch heeft gedaan voor zijn ‘hemel’-boek. Je kunt je ook vrij laten bewegen doorheen het landschap van alle mogelijkheden die je bedenken kunt, of die zo maar, komende uit het niets van het niets, op jou afkomen om je te verrassen tot in het diepste van jezelf.
Over wat je schrijft is van minder belang als het maar goed overkomt, leesbaar is, maar zeker niet, hapklaar zonder diepgang, zonder ruggengraat, wat je niet wagen zult te schrijven, maar dan ook niet het boek dat je ongeluk betekenen kan, afgeschreven te worden vooraleer het gepubliceerd wordt.
Een boek schrijven is een avontuur, een tocht in de bergen, is de beklimming naar de top, alleen en zonder touwen of gids, de steile wand naar boven, zoals deze van de ‘Mamouth’ bij de Cabane du Grand Mountet, of van een andere rotswand zoals je er enige kent in de Valais. Wat je tot hiertoe gedaan hebt is blijven hangen, gekleefd aan de wand, halfweg de top. Een weinig aangenaam zicht en zeker niet een zicht om er fier over te zijn of om eureka te roepen.
Hoe moet het dan verder met de honderden pagina’s die je al schreef en verspreid liggen over blogs en dood geboren paragrafen. Hoe schreef Stefan Hertmans zijn ‘Oorlog en Terpentijn’, dat zoveel weerklank vond; hoe schreef die kameraad van jou, Frans Sierens - al lang vergeten, ware er niet Arne Sierens – zijn ‘Zekere geur van Terpentijn’; hoe schreef Leonard Pfeijffer zijn ‘Idyllen’, een bundel van 184 blz., zoals ik lees?
Niet met te lanterfanten zoals je aan het doen bent, niet met halfweg te blijven hangen in wind en regen en zon als je het geluk hebt van een mooie dag, en zeker niet, zoals je nu doende bent met er over te schrijven; neen, mijn vriend, het kan alleen maar door er, gestaag, volhardend, alles op zij schuivend, aan te werken, te werken tot je er bij neervalt, neervalt op je laatste zin, een (fictieve) wereld afsluitend die door je lezer(s) hopelijk zal verder geschreven worden.
|