Gedicht
Avond, na een dag van allerlei gebeurtenissen, het gevoel leeg te zijn aan woorden en gedachten, leger dan alle vorige keren, zoekend de vermoeidheid weg te duwen en overeind te blijven voor de eeuwigheid. Wat dit ook moge betekenen.
Een duik in het leven, een sprong in het onbekende. Elk beginnen, elke zin die zich aanbiedt een sprong in het ongewisse, een niet weten waar ik aankomen ,zal, onvoorbereid, on-planmatig, maar uitkijkende, verwachtend het moment van gratie dat schuilt achter de hoek, soms hel gekleurd, soms hellend naar de donkere kant, soms in weemoed gedompeld, waar ik nu op afga als ik niet reageer.
Als ik niet opspring , de kaart neem en de weg opzoek die me brengt in het midden van de heuvelende velden met de bomen aan de horizont en de eerste ster er boven die wel de planeet Venus zal zijn, wenkend lijk een lied, een boodschap uit het oneindige van de kosmos.
Mijn toevlucht als ik, tastend naar een vorm van gebed, me ledig van mezelf en wegdrijf in het volle leven, ademend met de velden en de bomen en de luchten. Klein maar groot in ontvankelijkheid.
Als ik, afgestemd op het kleine ga zwerven in het wondere, om meer te zijn dan ik ooit was, nu ik van alle dagelijksheid verlost en verwijderd ben, opgenomen in en vermengd met het komende, me bevindend in het ‘hart van de tijd’, van het lichaam ontdaan en aan dit tranendal ontsnapt.
Of de poëzie die opborrelt uit de bron van de geest die zwenkt en keert en weerkaatst, zoals het licht in de vijver van de wereld, alles opgenomen, alles samengebracht wat is van alle tijden als van de tijd die op ons afkomt en niet te houden is maar te ondergaan op avonden zoals deze als het leven even stil staat, ophoudt leven te zijn, gevangen in de totaliteit van een ogenblik ‘zijn’.
Zoals, waar ik, hier aangekomen, plots ga denken aan het ogenblik dat ik, jaren, vele jaren terug uit de duisternis van de Noord-Zuid-verbinding kwam en ik overvallen werd door het licht en de absolute zekerheid in mij dat het in het licht was dat mijn eindbestemming lag, mijn oneindigheid, mijn eeuwigheid.
Avond: mijn begin dat mijn einde is en mijn einde dat mijn begin is, onovertrefbare gedachte die me naar de eeuwigheid voert.
|