De cultuur, de spiritualiteit is de basis van de democratisering, las ik eens. En dit is te nemen of te laten, maar het is een grote waarheid, een waarheid ook die elke dag, elk uur verloochend wordt. Democratie heeft een sociale opdracht maar ook een culturele, een opvoedende en dit geldt evenzeer voor de kunst. Want kunst is erop gericht de mens te verheffen en zeker niet om hem vast te ankeren in de aarde. En maken we ons niet de minste zorg over wat het resultaat kan zijn. De Bhagavad Gita leert ons dat onze beloning liggen moet in onze daden, in onze inspanningen, niet in de vruchten ervan. Of hetgeen T.S. Eliot ons zegt: ‘For us there is only the trying, the rest is not our business.’[1]
Leven op een intense wijze, de poëzie van het leven aanwakkeren; in ons laten openbloeien onze band met het sacrale, het gewijde, opdat in ons zouden versmolten worden de dingen en de wezens, de leven gevende krachten van hemel en aarde. Dit ook is poëzie en ik voeg er nog aan toe, gelukkig hij die de volheid kent, al was het slechts één ogenblik, van zijn kosmische verbondenheid.
3.
’We ontdekken dat we van stof zijn gemaakt en we blijven deze gedachte bevechten tot we erbij vallen.’
Zegt ons Eugen Drewermann[2] en het is inderdaad een strijd van elke dag, van elk uur, van elk ogenblik te geloven en te houden dat we geboren zijn uit de geest en niet uit de stof en dat het naar de geest is dat we terugkeren zullen. Het fameuze vers 3:19 uit de Genesis :“Want van stof ben je gemaakt en tot stof keer je terug” wordt niet als ernstig aanzien. De inhoud ervan is te voor de hand liggend opdat deze tekst zou opgenomen worden in het boek Genesis. Het is een louter negatieve gedachte die het onzichtbare, verborgen achter het zichtbare verwerpt, een gedachte waar we geen enkele boodschap aan hebben want het is een gedachte die we bevechten en terecht. Fabre d’Olivet en bijna 2 eeuwen na hem, Paul Nothomb[3] hebben de klassieke vertaling van vers 3:19 verworpen. Het was Fabre d’Olivet die in 1823 reeds schreef : indien de vertalers zich de moeite hadden getroost dieper in te gaan op de tekst van vers 3:19 :
‘Ils auraient vu qu’il exprimait non un retour matériel, mais une restitution à un état primordial, une résurrection, dans le sens que nous donnons aujourd’hui à ce mot ... que ce n’était ni la poussière des uns ni la fange des autres, vers laquelle il devait retourner, mais l’élément spirituel, principe de son être'.[4]
Deze tekst is gelijklopend met de tekst die we vinden in de Bhagavad Gita : ‘Nooit ben ik niet geweest, nooit ben jij niet geweest en nooit zal er een tijd komen dat wij er niet meer zullen zijn.’[5]
Het is wat aanwezig is achter het zichtbare dat zweeft over de wereld in een oceaan van geest, aanwezig in de materie, aanwezig in het atoom, in het allerkleinste Higgs deeltje en wellicht het nog kleinere, het nog te ontdekken deeltje ervan. Het is rust en beweging, eenheid en volheid. en het is daar dat de poëzie haar oorsprong heeft, de poëzie die transcendeert. De mens die we zijn is stof en geest. De stof behoort tot het domein van de dood, de geest behoort tot het domein van het leven. En in ons leeft ook de poëzie : ‘La grâce poétique, l’étincelle du divin, vit à jamais dans le silex humain.’[6]
Of de poëet, hier Saint-John Perse, die in geest de grenzen van de realiteit verschuiven wil, zelfs al weet hij dat zijn woorden ontoereikend zijn om zijn wolk van gevoelens weer te geven, ook omdat deze wolk een mengeling is van het reële en het kosmische, ook omdat hij weet met Khalil Gibran dat ‘het essentiële zich niet in de tekst zelf bevindt, het essentiële kan niet worden uitgedrukt”[7]
Dan ook verbaast ons niet de uitspraak van Francis Jammes: ‘La poésie que j’ai rêvée gâta toute ma vie. Ah,qui donc m’aimera?”
[1] T.S. Eliot, The four Quartets, Ed. Faber. [2] Eugen Drewermann : Wort des Heils, Wort der Heilung, Patmos Verlag, 1989. [3] Paul Nothomb : “L’Homme immortel”, Ed. Albin Michel sa, 1984, pag 51. [4] Fabre d’Olivet : “La Langue hebraique restituée” Ed. Delphica, l’Age d’Homme, pag 117. [5] ‘Bhagavad Gita, a Book of Hindu Scriptures’, The Peter Pauper Press, 1959, pag 13. [6] Saint John Perse in zijn toespraak gehouden bij het in ontvangstnemen van de Nobelprijs in december 1960. [7] Khalil Gibran : ‘Le Prophète’.
|