Zo ook, bij het buitenkomen uit het Dragon Hotel in Hangzhou wordt de wakkere, opmerkzame bezoeker geconfronteerd met een versregel in het Engels die te lezen staat op de marmeren wand van de fontein vóór het hotel : ‘Southern hills appear in sight of a leisurely mind’. Of omgezet, enkel hij die met een vrije onbevangen geest buitenkomt, zal zien hoe in het zuiden de heuvels oprijzen uit de mist.
Negen woorden slechts, maar deze zijn zo geformuleerd dat wie ze leest opkijken zal om de heuvels te zien in de verte en het landschap te ondergaan, alsof hem gezegd werd - en dit is Tao - dat hij deel is van dit landschap, deel is van de natuur. We zijn dan misschien slechts een pluimpje wachtend op de rug van de hand, maar we zijn ook deel van de heuvels die er altijd waren en er altijd zullen zijn. De heuvels zijn de lokstem van het bevreemdende, het eeuwige dat erover drijft en dat we wel benaderen kunnen maar enkel in vorm en kleur doch niet in woorden, omdat woorden begrenzen en omdat het eeuwige niet te begrenzen is.
Het is begrepen ook in het antwoord van Malaparte aan Rommel die Malapartes huis bezoekt, ergens gelegen aan de kusten van Italië, of hij het is die het huis bedacht heeft. En het antwoord van Malaparte : ‘neen het huis is er altijd geweest maar ik heb het landschap geconcipieerd.
De poëzie vertelt over hetgeen niet geschreven staat, ze vloeit lijk water tussen de lijnen. Het geschrevene is slechts een verzwijging, een stramien dat we zelf vertalen moeten naar onze gevoelens toe, naar onze wereld van herinneren. De eigenlijke poëzie begint bij ons in de weerspiegeling van de woorden binnen in ons. Zo heeft het huis dat we bewonen, hebben de wanden, de zetels, het meubilair, de open haard, de boeken en schilderijen die het huis bekleden en verhelderen, die deze plaats wijden, achter hun uiterlijkheid een geschiedenis die leven gevend is, en niet alleen een verleden maar ook, dankzij de poëzie die ons beneveld, een eigen leven bezitten.
Dit om u te zeggen dat het niet zo moeilijk is zich in te beelden dat de dingen die ons omringen doordrongen zijn van wat zich hier in het voorbije heeft voorgedaan ; dat ze immer aandacht hebben voor wat hier wordt gezegd en gedaan, dat ze ons aftasten, onze bedoelingen kennen en dat ze aldus, de stille getuigen zijn geweest en nog zijn, van allen die hier ooit aanwezig waren. Het is de muziek van Eric Satie die er gespeeld werd die nog is blijven hangen nadat de muziek werd afgezet.
Aan de dingen een bestaan toekennen is een eigenheid van de poëzie en ik luister naar die Chinese dichter die ons tracht te overtuigen 'dat de poëzie een over en weer gaan is van de reële vormen uit onze omgeving naar de oneindigheid waar de blik zich verliest; een voortdurend over en weer gaan van de zichtbare wereld naar de onzichtbare, alsof de zichtbare wereld verdwijnen zou achter de onzichtbare’[1]
Of ook wat gebeiteld staat in de muren van de aeropuerto van Alicante: ‘Lo que se ve es un ilusión de lo invisible’, wat je ziet is een illusie van het onzichtbare.
Het vergt slechts een inspanning de drempel van de realiteit te overschrijden en dit aan te voelen. Trouwens dit overschrijden van de realiteit is onze levensregel. Dit binnendringen in de wereld van het onzichtbare is het domein van onze queeste. Onze opdracht hier op aarde situeert zich in het uitzaaien van het woord want het is in het domein van de geest, in het domein van de spiritualiteit dat ons leven van waarde is, Het is dit noman’s land, gelegen tussen hemel en aarde dat blijvend moet ontdekt en herontdekt worden en ook uitgebaat, wat de rol is van de poëzie.
1] Roger Garaudy : idem pag 173. [2] T.S. Eliot, The four Quartets, Ed. Faber
|