De aantrekking van het landgoed zou zich evenwel anders gaan manifesteren nadat een vriend hem had aangeraden Elias of het Gevecht met de Nachtegalen van Maurice Gilliams te lezen. Het was het boek dat hij las en herlas vooral dan die fameuze passage waar Aloïsius, op een fiets die hij ontleend had daar waar hij geplaatst stond tegen de gevel van een woning, traag op en neer rijdt in de dreef, terwijl de passieve Elias, met de schrik in zijn leden, luistert naar de geluiden van stemmen en van lepels in borden, komende uit het open venster van de eigenaar van de fiets. Hij vond deze passage als de trage beweging in een sonate. De ganse Elias is lijk een pianosonate. In elk geval Gilliams moet eraan gedacht hebben bij het schrijven ervan.
Er was de geschiedenis met de papieren bootjes die werden uitgezet door Elias en Aloïsius in de beek achteraan het park, waarin hij zijn jeugd terugvond want ook hij had papieren bootjes, met zijn naam erop, uitgezet op het helder stromend water van de sloot achteraan de boomgaard, die hij als boodschap meegaf voor haar die verder, in de vijver in het bos, de bootjes misschien vinden zou.
En dan was er het verhaal van de plots opstekende storm en van de eeuwenoude beuk die ontworteld wordt en neerstort voor de steigerende paarden van de koets, en de woorden van tante Henriette: Elias nu hebben we tijd genoeg, dat een verwijzing was naar een gebeuren uit zijn jeugd.
Hij was met moeder de dreef naar het landgoed ingewandeld, toen ze ineens verrast werden door een verschrikkelijk onweer waarbij, in een helser dan hels lawaai, de bliksem insloeg in een enorme eik op korte afstand van hen zodat ze beiden tegen de grond werden gesmakt tussen de opdwarrelende, aarde en afgerukte takken. Toen ze zagen dat de boom middendoor was gespleten nam moeder hem heel dicht bij haar en fluisterde ze : Het is helemaal niet erg, Ugo, ons Heer is altijd met ons. En ons Heer was met hem geweest want achteraf vertelde moeder aan wie het horen wilde dat hij, juist voor het inslaan van de bliksem ver voor haar de dreef was ingelopen en dat ze, gevolg gevend aan een vreemd voorgevoel, hem juist op tijd teruggeroepen had. Teruggeroepen opdat hij het vandaag zou kunnen vertellen om er zich van te bevrijden..
Het is duidelijk, het is vooral Gilliams geweest en later T.S. Eliot - die zijn hunker tot het schrijven sterk zou beïnvloeden. Zonder Gilliams zou hij misschien nooit die dringende behoefte hebben gekend. Maar eigenlijk kan het maar een korte aanleiding zijn geweest, het schrijven zat hem in de genen. Maar dit zijn verre herinneringen die hij nu oproept: de bootjes op het water, de dreef naar het landgoed en de hand van moeder die hij nu, hij de Ugo van nu, met pijn in het hart herbeleeft en het voor-altijd-voorbij-zijn ondergaat. Hij beseft dat dit impressies zijn uit het zorgeloze landschap van zijn jeugd. Er zijn er evenwel ook andere die hij niet opnemen wil, omdat zijn geest niet is ingesteld om in te gaan en te herbeleven het veel minder aangename van bepaalde gebeurtenissen. Duiken deze donkere herinneringen op, en weinig is er nodig, ze worden gesmoord, alsof ze nimmer waren of dan toch niet zoals ze zich hadden voorgedaan. James Joyce ook kende maar al te goed dergelijke gebeurtenissen die opduiken op de meest onverwachte ogenblikken..
|