Ik had gisteren ook willen spreken over de God van Meester Eckhart, de God zonder naam, die ook mijn God is, alhoewel ik weet, én dat weinigen me volgen hierin, én dat het vandaag ongewoon/ongepast is hier over te schrijven, alsof er over iets anders door mij zou kunnen geschreven worden. Eigenlijk is het een reden om zich de vraag te stellen wat er was in den beginne.
Kan het dat er in den beginne Iets moet geweest zijn dat in zich een Universum in potentie hield en dat uit deze potentialiteit het Universum is geboren; dat er dus een geboorte is geweest in plaats van een schepping? Als het antwoord hierop positief is dan moet al wat ik al schreef en blijf schrijven, van in den beginne in potentie aanwezig geweest zijn in de persoon die ik ben, en bestaan al de woorden die hierna zullen komen in potentie. Ik heb ze enkel nog neer te schrijven. Mijn blog is aldus geen schepping maar het neerschrijven van iets dat ergens al was.
Zo ook ben ik er meer en meer van overtuigd dat er in ons lichaam een binding is met die potentialiteit die in den beginne was, een immaterieel gegeven, een Zijn in potentie, ook aanwezig in de graankorrel. Als de graankorrel sterft neemt deze potentialiteit van zijn, een andere vorm aan, de korrel wordt plant; waarom zou dan de potentialiteit die in ons, onze geest, aanwezig is, na het afsterven van ons lichaam geen andere even onzichtbare vorm aannemen?
We zullen wel nimmer weten tot hoever Meester Eckhart (1260-1328) wou gaan als hij sprak over de God die geen naam had omdat hem geen naam kon gegeven worden, omdat er geen naam bestond voor hem, omdat Hij de Onnoembare was. Maar Hij is niet iemand die beloont of straft, Hij is iemand waarin je wegzinken kunt, een levende, een in jou groeiende. Spreken tot het/de Onnoembare is een stamelen en stamelen is een ongerijmdheid van woorden. Het of de Onnoembare is de zuivere, heldere eenheid van al wat is. En in dit ene, leert ons Eckhart, moeten we verzinken van iets tot niets. Dit Niets draagt de aura van het Zijn. En wij zijn deel van het Al, materieel en spiritueel, deel ervan, enkel het spirituele is eeuwig, het materiële, het lichaam, is van bij het geboren worden gedoemd te verdwijnen.
|