|
Kerstdag en Neogotische monstrans[1]
Albert Schrever of de kunst om een uur lang of was het meer? te spreken over een door de kloosterzusters onder de kolen verborgen en door de Duitse soldaten eruit opgehaalde neogotische monstrans, een miniem detail uit de Grote Oorlog: het verbergen van een juweel het ontdekken en de teruggave ervan op kerstdag nog wel - aan de eigenaar in een tijd verscheurd door de wapens, en het verhaal ervan opgevoerd door een groot spreker.
Niet alleen een groot spreker, er zijn er heel wat die die naam verdienen, maar een spreker met een ongelooflijk warme inzet voor zijn onderwerp, een onderwerp dat hij omkranst, niet zo zeer met gezegdes van een of ander persoonlijkheid hiervoor ken ik een andere vriend, Paul Verspeelt maar met zijn boeken die hij niet zo maar ter hand neemt, maar die hij omhoog houdt en toont zoals destijds, naar hij ons vertelde, de priester de monstrans hoog hield onder een baldakijn, in processie door de straten van de stad, die bestrooid lagen en ik weet dit uit mijn jeugd met bloemblaadjes en snippers zilverpapier en de huizen, met brandende kaarsen op een tafeltje voor de deur of op de vensterbanken, wij gelovigen neerknielend. Maar die monstrans, mijn vriend, van neogotische makelij en een verklaring wat neogotiek wel was, en van de meesters ervan, geciteerd van Pugin tot Viollet-le-Duc, tot de man uit de streek, Louis Bert-de lArbre .
Ik heb ervan genoten, de genodigden, vrienden onder elkaar, in de meer dan sympathieke oude rijwoning daterend van het Louis XIV-tijdperk, de enige die uit deze periode nog resteerde, druipend van ouderdom tot in de verweerde balken, wachtend op restauratie, en ademend in geuren van brandend hout, uit die even oude haard, waar geslachten verteld hadden over wat er was en wat er niet was. Droombeelden van oudsher en wij luisterend naar wat ons werd gebracht van hoe het vroeger was, ondergedompeld in flarden tijd en flarden gebeurtenissen over nimmer te vergeten figuren uit de omgeving die ineens opdoken uit de bladeren van een opgeheven boek, gehaald uit een stapel van boeken die klaar lagen, die riepen om aangeraakt te worden, om geopend te worden, al was het maar even. Er zijn sprekers die je overstelpen met ingewikkelde zinnen die je maar ontrafelen kunt als de tweede zin reeds half gesproken is, er zijn sprekers die aflezen zonder op te kijken, wat ze dagen, nachten ervoor op papier hebben gezet, en er zijn sprekers, zoals Albert Schrever, een man die Geraardsbergen in zijn hart draagt, die het halen uit hun herinneren, zo voor de vuist weg, het halen uit een simpel woord, een eenvoudige, in feite niets zeggende naam die hij dan omkleedt met een lichaam en een ziel. Je geniet ervan, je volgt hem woord na woord, je eet zijn woorden en je vraagt niet om op te houden. Je zit goed, omwolkt, in een aroma van hout en vlammen, in de sfeer van hoe het vroeger zou geweest zijn, in een ongewone verbondenheid van mens tot mens.
Het blijft je bij, je vraagt je zelfs af waarom je er een blog aan wijdt die zal gelezen worden tot in het verre Cléden- Cap-Sizun. Maar, het is een must waaraan je niet ontkomt zelfs al is het maar een afgietsel van wat het was, gebracht op een avond dat de zon, op het einde van haar baan gekomen, nu keren gaat.
[1]Het verhaal gaat over de neogotische monstrans van het klooster van de Zusters van Sint-Vincentius van Deftinge die zich in 1914 bevond in hun klooster in Diksmuide waar de zusters het Sint-Janshospitaal leidden. De monstrans werd door de zusters verborgen onder de kolen in de kolenkelder. Deze monstrans werd echter ontdekt door de Duitse soldaten en op kerstdag door een Duitse officier terug gegeven aan de Belgische soldaten die het later op hun beurt , via een parochiepriester, terug bezorgden aan de Zusters van Diksmuide.
.
|