Maar Dante is nog niet uitgekeken:
Een andere wiens keel is doorboord en neus is afgehouwen vanaf zijn wenkbrauwen, zegt tot Dante dat hij hem al eens gezien heeft in Italië, en zegt hij nog, als je terug zult zijn denk dan nog eens aan Pietro uit Medicina en als de gave van het voorspellen van de toekomst geen ijdele gedachte is, waarschuw dan twee voorname burgers van Fano, de heer Guido en de heer Angiolello, dat ze door een gewetenloze, met een steen om de hals overboord zullen worden gegooid. Dante heeft hier niet gedacht aan Gods rechtvaardigheid waar hij het altijd over heeft. Geen God zou een ziel, wat hij ook moge gedaan hebben, straffen zoals, bijvoorbeeld die andere sukkelaar, want allen zijn het sukkelaars, wier beide handen waren afgehakt die zijn armstompen in de lucht stak zodat het bloed over zijn gezicht droop. En Dante blijft staan om hem te observeren
Maar ik bleef staan om die stoet te bekijken en ik zag toen iets dat ik bevreesd zou zijn zo maar zonder verder bewijs te vertellen. Ware het niet dat ik me gesteund voel door mijn geweten, die goede kameraad die iemand beveiligt onder het pantser van een gevoel van zuiverheid. [1]
Het is niet veel minder dan een verklaring onder ede wat Dante hier schrijft, dus moet de lezer hem zonder de minste aarzeling geloven.
Ik zag met mijn ogen en het is alsof ik het nu nog zie, een romp lopen zonder hoofd die met een hand het afgehouwen hoofd bij de haren hield zoals men s nachts een lantaarn houdt. En het hoofd staarde naar ons en het maakte voor zichzelf een licht en was twee in een en een in twee, hoe dit kan weet Hij die dit zo beslist.[2]
En de romp heft zijn hoofd omhoog en roept Dante toe:
Gij die het rijk der doden bezoekt terwijl je nog ademen kunt, kijk hier de straf die ons kwelt. Zeg me of er een andere is die deze evenaart. En ik heb graag dat je er op aarde iets zou over vertellen, weet dan dat ik Bertram dal Bornio ben, degene die de jonge koning (Enrico dInghilterra) verkeerde raadgevingen meegaf waarbij vader en zoon tegenover elkaar stonden zo dat ik hen van elkaar scheidde. Omdat ik nauw verbonden personen van elkaar scheidde, draag ik mijn hersenen gescheiden van hun oorsprong. Aldus ziet men in mij dat de straf altijd overeenstemt met de zonde die bedreven werd.[3]
Al vind ik dit niet alleen luguber maar ook te ver gezocht vanwege de God die hier meer dan ooit Dante is. Het is hier ook de enige plaats in de Inferno waar Dante het woord contrapasso gebruikt. En, schrijft Lodovico Magugliani: la legge del contrapasso per cui la pena è sempre corrispondente al peccato commesso. Of de opgelegde straf die in relatie staat tot de begane zonde.
[1] Ma io rimasi a riguardar lo stuolo, / e vidi cosa chio avrei paura, / sanza più prova, di contarla solo; / se non che conscienza massicura / la buona compagnia che luom francheggia / sotto lusbergo del sentirsi pura. (canto XXVIII: 112-117). [2] Di sé faceva a se stesso lucerna, / ed eran due in uno ed uno in due: / comesser puὸ, Quei sa che sὶ governa. (XXVIII: 124-126). [3] Perchio partii cosὶ giunte persone / partito porto il mio cerebro, lasso./ Dal suo principio chè in questo troncone./ Cosὶ sosserva in me lo contrapasso. (XXVIII: 139-142)
|