Een boek schrijven en naar de vrienden sturen legt een claim op de tijd van hij die je leest,
is een zin die ik haalde bij Harold Polies, uitgever. Bladerend in mijn blogs van 2011 vind ik de zin terug die ik, samen met mijn gebundelde blogs van 15 mei tot 29 december 2010, stuurde aan de vrienden en kennissen, aangevuld met:
Wat indien ik niet veel te bieden heb, hoe excuseer ik me? Maar wat indien je genoegen vind in wat ik schreef, hoe herken je me?
Hoeveel exemplaren er waren weet ik niet meer. Ik zelf bezit enkel nog de teksten op mijn harde schijf. Ik meen echter dat ik heel weinig reacties heb ontvangen en om deze reden ook, heb ik het experiment van 2010 niet herhaald, noch in 2011, 2012, 2013.
Quid in 2014? Tenminste zo ik het jaareinde bereik en tenminste zo ik de tijd neem het ganse pak van 2014 te herzien. Ik geef me er rekenschap van dat de schrijver verantwoordelijk is voor de kwaliteit van zijn werk en dat, als hij zijn werk, gebundeld als een boek zonder uitgever, rondstrooit, het een belasting kan zijn voor degene die het ontvangt en zich moreel verplicht voelt het, zoniet te lezen dan toch te doorbladeren. Het is maar dat hij, die de manie van het schrijven in zich draagt nooit stopt met schrijven dit is trouwens de voorbije jaren mijn geval geweest - zelfs al voelt hij aan dat de woorden stugger komen en dat hun inhoud aan stevigheid hebben ingeboet, want zelfs in dergelijke omstandigheden blijft hij woorden bundelen tot zinnen. Van een gevestigde schrijver worden dergelijke mindere werken aanvaard want de naam van de schrijver dekt de lading. Zo, als ik teruggrijp naar het blogboek, Cuaderno, van de zesentachtigjarige Saramago, waar ik het de laatste dag van oktober over had - vermoed ik dat zijn blog-affaire niet zou gepubliceerd geworden zijn indien het zijn eerste literair optreden ware geweest.
Ik droomde destijds, als schrijver aanvaard te worden en mijn geschriften gepubliceerd te zien. Vandaag met de echo van wat ik ooit schreef, is die hoop reddeloos vervlogen, ik ben te oud om ook nog maar enig recht te hebben gelezen te worden, alhoewel ik blijf dromen dat ik, ook iets te zeggen heb. Ik heb trouwens geen keuze meer, mijn wens is, niet het reizen naar vreemde ongekende plaatsen, niet het wandelen of sporten, niet het op cafe gaan om te bridgen, te schaken of te biljarten, niet het lezen van boeken of het zien van films, neen mijn laatste levensadem is gewijd aan het schrijven. Dit is het enige dat ik nog vermag, zelfs met pijn in de rug, zelfs met een verwrongen rechterknie, de wil tot schrijven verlaat me niet, integendeel, ik volhard en met het schuiven van de dagen - en hoe verder ik ga of hoe dichter ik kom - mijn verlangen blijft rijpen, zoals oude wijn in de geborgenheid van de kelder, onder het stof en de spinnewebben.
|