Je ontloopt een dag als deze niet, zelfs niet als je ontwaakt op een onmogelijk uur en je voelt dat je schrijven wilt over allen die gingen nimmer was groter de weerstand in jou het niet te doen en je duikt in de graven om je heen, de vele graven, zoals van de beelden die je de laatste dagen kreeg opgediend van de soldatengraven in de Westhoek, waar je ooit woonde, Ieper, Poelkapelle, Langemark en vele andere.
Je ontloopt ze niet, de graven die in jou zijn geprent, de graven die er nog zijn of die verdwenen zijn , als van zij waarvan de as werd toevertrouwd aan de aarde, terwijl, wat ze allen gemeen hebben, dat hun geest is opgestegen, lijk een jong eend zoals het gezegd werd van de farao van uit de lotusvelden naar Orion toe, een plaats die je ook vervoegen zult, eens, maar met de allergrootste zekerheid, hopelijk gelouterd en gezegend.
Je ontloopt ze niet. Je blik is vandaag gefocust op hen, je kunt ze noemen, maar je noemt ze niet, ze staan in blok - zoals op een foto op facebook, van de klas van 1984 van Sint-Bavo, Gent - gefotografeerd in jou: ouders, vrouw, broer, grootouders die je kende en niet kende, vrienden en kennissen, collegas, ook van hen waarvan je niet weet of ze er nog zijn. Je dag is er mee gevuld, is hen te groeten, te omhelzen, te gedenken zoals ze waren of zoals ze niet waren.
Je ontloopt ze niet. Laat je dag zijn wat hij altijd was maar houdt, stevig, innig, hun beeld gebeeldhouwd met hun lach en hun afscheid, met het vele gebeuren dat van hen was en van jou, met de vele flarden van woorden die nog hangen bleven, lijk bladeren in de bomen en nu vallen blijven in je bloed terwijl je je scheren zult, met het gelaat in de spiegel, het licht zult zien, de herfst zult voelen, de wereld zult binnen gaan, maar niet zoals elke andere dag - alhoewel zij er altijd waren en altijd zullen zijn - maar met meer dan dit dasein, je ademt hen, hun namen staan duidelijk geëtst in jou en wat van jou is, je begroet hen in de vele tekeningen die je maakte, in de vele woorden die je schreef en die je nog zult schrijven en ook niet zult schrijven vandaag.
Neen, je ontloopt deze dag niet, je hebt hem omarmd. Je hebt hem schrijvend losgewrikt, er een tuil van gemaakt van mauve chrysanten, te groot om te dragen, te groot om in te beelden, maar bedauwd met woorden en met de totaliteit van wat je bent en die je nu uitgedragen hebt.
Uitgedragen uit je hart dat vlugger kloppen gaat, moe aanvoelt, omdat je er te vroeg in de morgen, na te weinig slaap, te veel hebt van geëist en, eens je terug zult neerliggen onder de lakens, in gedachten verder zult schrijven aan wat nimmer geprint zal worden.
En toen je de gordijnen wegschoof: in het pure blauw van de nacht, in het zuiden, loepzuiver, het sterrenbeeld van Orion. Een teken?
|