En ik lees zijn verzen canto XXVI, van 46 tot 142:
Noch de tederheid voor een zoon, noch de eerbied voor een oude vader, noch de liefde die ik zweerde en het geluk betekende voor Penelope, konden in mij de vurigheid overwinnen de wereld te ondergaan en de gebreken en de waarden van de mens te kennen.[1]
Alles is van de Ulysses van Dante in deze woorden, de hunker om alles te kennen en alles te begrijpen om te weten wat er is van de mens en van de eeuwigheid. En Ulysses vertelt:
En ik zeilde de hoge open zee op met enkel een vaartuig en een kleine groep gezellen die me nooit hebben verlaten.[2]
Dit is Dante: zijn verlangen de hoge open zee te kiezen, weg te varen uit de wereld, ondanks alles wat hem hier gekluisterd houdt. Geen Hel meer waarover hij schrijven moet, geen angst om wat hem misschien nog te wachten staat, maar los van alles en van allen, de wind gierend in de bolle zeilen, omringd door zijn vrienden, zijn reisgezellen voor het leven, de wereld van het transcendente binnen. En wie zou dit niet?
Aan beide kanten zag ik, vertelt Ulysses, de kustlijn van Spanje en van Marokko en ik zag het eiland van de Sarden en alle andere eilanden die daar door de zee worden omspoeld. Mijn gezellen en ik voelden ons oud en traag, als we de enge doorgang bereikten waar Hercules zijn bakens plaatste met de bedoeling dat niemand daar verder zou varen. Aan mijn rechterhand liet ik Sevilla achter terwijl ik links Ceuta was voorbijgevaren.
Een waagstuk was het de bakens van Hercules te negeren en de nimmer bezochte horizonten tegemoet te varen. Een waagstuk, de gekende wereld en de gekende sterrenbeelden achter te laten, niet wetende wat hen te wachten stond maar dan toch met hoog gespannen verwachtingen:
O, broeders, sprak ik, die na honderdduizend gevaren in het westen aangekomen bent, negeer niet, in deze korte spanne tijd van leven die ons nog rest, de mogelijkheid om in het zog van de zon de onbewoonde wereld te verkennen. [3]
En dan deze prachtige zin van Dante-Ulysses:
Kijk naar je herkomst, je bent niet gemaakt om als afgestompten hier te leven maar om waardigheid en kennis na te streven. [4]
De heerlijke Dante die ons zegt - en nu ik aan het schrijven ben, aan mij meer dan aan wie ook - de weinige tijd die ons nog rest te gebruiken om grote dingen te doen, om als diep levende mens het positief creatieve in ons te ontdekken en neer te schrijven. Dit is ook Dante, hij weet hoe de mens zich gedragen moet, het hoofd gericht naar de sterren, naar wat de sterren ons verbergen, de oneindigheid die we aftasten en blijven aftasten met de voelhorens van onze geest. Maar ik stel me de vraag hoeveel er zijn die inzicht willen hebben in de geheimnis der dingen; hoeveel er zijn die zoals Dante-Ulysses zoeken een beeld te krijgen van Wie of Wat het is, die zon en sterren bewegen doet?
En na onze voorsteven s morgens te hebben gekeerd maakten we van onze riemen vleugels voor de roekeloze vlucht waarbij we koers hielden naar links.[5]
Wie is het die spreekt, die schrijft, niemand minder dan de verbeelding van Dante die van zijn riemen vleugels maakt om zijn roekeloze tocht in het totaal onbekende verder te zetten. André Pézard is de mening toegedaan dat Dante hierbij zou geïnspireerd geweest zijn door de gebroeders Vivaldi, qui en 1291 étaient partis à la découverte de la mer Atlantique, et ne revinrent jamais. Het kan, mijn waarde Pézard die een leven heeft gewijd aan het werk van Dante, maar voor Ulysses en zijn gezellen, eens voorbij de bakens van Hercules, wordt het onmogelijke mogelijk, en reist Dante niet mee met Ulysses, hij volgt hem in gedachten. Hij ziet de sterren van het andere halfrond en weet dat ze na ongeveer vijf volle manen zijn berg zullen bereiken:
We zagen reeds de sterren van het andere halfrond terwijl deze van ons zo laag stonden dat ze niet meer boven de vloer van de oceaan uitkwamen. Vijfmaal aangestoken en evenveel malen uitgedoofd was het licht onder de maan sinds we deze koers hadden genomen toen er een berg opdook bruin in de verte en zo hoog zoals ik er nog nooit een had gezien.
We waren dol gelukkig, maar dit sloeg om in geklaag toen we zagen hoe uit dit onbekende land een storm opstak die de voorsteven trof. Driemaal keerde de storm ons om, het water met alle golven eromheen, toen werden we opgetild door de wil van hierboven en een vierde maal gegrepen, werden we omhoog geheven bij de achtersteven en omlaag doken we met de voorsteven.[6]
Dan sloot de zee zich over ons.[7]
Dan, opgetild door de wil van hierboven, sloot de zee zich over Ulysses en over zijn droom omdat hij de ontdekker wou zijn van nieuwe werelden en nieuwe ideeën, omdat hij weg wou, alles achterlatend, weg uit de engheid van een bestaan zonder diepte.
[1] né dolcezza di figlio, né la pièta / del vecchio padre, né il debito amore / lo qual dovea Penelope far lieta, / vincer potèr dentro da me lardore / ch i ebbi a divenir del mondo esperto / e delli vizi umani e del valore: (canto XXVI: 94-99). [2] ma misi me per lalto mare aperto, / sol con un legno e con quella compagna picciola dalla qual non fui diserto (XXVI:100-102). [3] O, frati,- dissi, - che per centomilia / perigli siete giunti alloccidente; / a questa tanto picciola vigilia:/ de nostri sensi chè del rimanente, / non vogliate negar lesperienza, / diretro al sol, del mondio sanza gente. (XXVI: 112-117). [4] Considerate la vostra semenza : / fatti non foste a viver come bruti, / ma per seguir virtute e conoscenza. (XXVI: 118-120). [5] E, volta nostras poppa nel mattino / de remi facemmo ali al folle volo, / sempre acquistando dal lato mancino. (canto XXVI: 124-126). [6] Noi ci allegrammo, e tosto tornὸ in pianto;/ che della nuova terra un turbo nacque / e percosse del legno il primo canto. / Tre volte il fe girar con tutte lacque; / alla quarta levar la poppa in suso,/ e la prora ire in giù, comaltrui piacque.(canto XXVI:136-141). [7]. Infin che il mar fu sopra noi richiuso (canto XXVI: 142)
|