)
Moet ik nu de verzen van Dante laten spreken of breng ik eerst de vertaling van een tekst die, zoals Dante het vermoedde, elke verbeelding tart. Dan maar eerst de vertaling en hou je vast:
Terwijl mijn blik de drie geesten in het oog hield dook er ineens een slang op met zes poten die zich met haar ganse lijf hechtte aan een van die geesten. (Noteer dat deze geest wel degelijk een lichaam schijnt te hebben). Met haar middenste poten klemde ze zich vast omheen de buik van de geest en met de voorpoten hield ze zijn armen vast, daarna zette de slang haar tanden in beide wangen, strekte haar achterpoten uit naar de dijen, stak haar staart tussen de benen door en trok deze langs de lenden terug naar boven. Nooit groeide klimop omheen de boomstam zoals het dier zich kringelde omheen de man. En dan versmolten slang en geest tot één lichaam alsof ze waren van warme was, waarbij de kleuren van beide lichamen zich vermengden, zodat de ene niet te onderscheiden was van de andere.
De twee andere schimmen keken onthutst toe. Beide hoofden waren een hoofd geworden en de twee gezichten hadden zich vermengd tot een gezicht, uit de vier leden vormden zich nu twee armen en uit de dijen twee benen, en buik en borst werden lichaamsdelen die men nimmer had gezien. Het gedrocht leek samen op mens en slang en op geen van beiden afzonderlijk en dusdanig bewoog het zich langzaam voort. Het ganse verhaal van deze metamorphose beslaat de verzen XXV: van 49 tot 78. Je kunt niet verwachten dat de Allerhoogste een dergelijke straf zou bedacht hebben voor de geest van Agnolo die, de florentijn Agnolo dei Brunelleschi zou kunnen geweest zijn. Opmerkelijk is het feit dat Dante in canto XXV geen nood heeft aan Vergilius. Hij beschrijft wat hij ziet (of wil zien in zijn verbeelding) en overtreft hier én Lucanus én Ovidius en hij weet het heel goed.
Laat Lucanus zwijgen, hij met zijn verhaal over Sabellus en Nassidus[1] en laat Ovidius zwijgen over Cadmus en Aretusa[2]. Die metamorphosen bij hen, Io non lo invidio, benijd ik niet (vers 99).
Dante benijdt ze niet maar hij zoekt wel inspiratie bij hen. Echter rept hij met geen woord over een andere metamorphose bij Ovidius waar het lichaam van de nimf Salmacis zich met de godenzoon Hermaphroditus versmelt. Maar wat gebeurt er met het tweede slachtoffer? En als Dante zich die tweede geest goed kan voorstellen heb ik er heel wat moeite mee. Ofwel vergeet ik simpelweg wat Dante ook vergat, namelijk hun vorm als geest, en beeld ik me die geest in zoals hij er na het Laatste Oordeel zal uitzien maar dan is het beeld al even afschuwelijk. Want lijk een bliksemschicht, en Dante vergelijkt dit met een hagedis die onder de hitte van de hondsdagen plots de weg oversteekt, schiet plots een slangetje te voorschijn, loodkleurig en zwart als een peperbol, recht naar de buik toe van de twee andere geesten. En bij een van hen doorboort het de navel en valt dan languit voor hem neer. Deze kijkt ernaar maar zegt niets. Hij staart roerloos naar het slangetje en het slangetje loert naar hem en beiden ademen een dikke wolk rook uit, de geest uit zijn wonde en het dier uit zijn muil.
[1] Twee Romeinse soldaten uit het leger van Cato die in de Lybische woestijn door slangen werden gebeten, de ene verging tot as en de andere zwol op en ontplofte. [2] Waarbij de eerste in een slang en de tweede in een bron veranderde.
|