De Geryon heeft hen neergezet in de eerste van de tien grachten van de Malebolge. Dante en Vergilius ontmoeten er zwermen zondaars komende uit de tegengestelde richting en worden terzelfder tijd voorbijgestoken door schaduwen die onder de zweepslagen en het geschreeuw van de duivels in hun richting vluchten. Dante maakt er hier zelfs gebruik van om te verwijzen naar het jubileumjaar 1300 om te zeggen dat alsdan het verkeer op de brug over de Tiber ook verliep in twee richtingen, zijnde deze naar il castello (Engelenburcht) en Santo Pietro en deze die gingen in de richting van il monte (Monte Giardano). In deze eerste gracht ontmoeten ze diegene die er, omwille van het verleiden van hun naaste of het tot elkaar brengen van man en vrouw, verzeild zijn, Allen worden ze achterna gezeten door gehoornde duivels met lange zwepen die ze laten neerkomen op de ruggen van de zondaars. Dante herkent het gezicht van een onder hen en vraagt of hij soms niet Venedico Caccianemico is en ook de reden waarom hij zich hier bevindt, en deze hem antwoordt, al zegt hij het niet graag:
Ik ben het, hoe men ook dit schandelijk verhaal moge vertellen, die Ghisolabella er toe verleidde de markies ter wille te zijn[1]
En er nog aan toevoegt dat hij hier niet de enige Bolognees is die hier moet lijden want onze gracht hier is er vol van:
Op dit moment, wonen er tussen de Sàvena en de Reno (twee stromen) minder mensen die ons dialect spreken dan hier. En als je hiervoor een bewijs zoekt dan moet je maar denken aan de hebzucht waarvoor we gekend zijn.
De voetnotas in de tekst identificeren wie die Venedico Caccianemico was. Misschien bedoelde hij het goed door zijn zuster Ghisolabella te willen binden aan de Markies opdat zij hem ter wille zou zijn, wat dit ook moge betekenen. Maar wat me stoort is het feit dat hier in dit geval en in vele vorige gevallen Dante zich hoegenaamd niet bekommert om de gemoedsgesteltenis van de nakomelingen van de door hem bij naam genoemde zondaars die hij zogezegd ontmoette in zijn Hel, want het is wel degelijk de Hel van Dante. De fout die ik aldus bega is het los koppelen van het poëtische van zijn woorden van wat hij te vertellen heeft.
Als ik dan terug grijp naar wat T.S.Eliot schreef,
that Dante is, in a sense to be defined
the most universal of poets in the modern language[2].
En nog, dat:
The enjoyment of the Divine Comedy is a continuous proces. If you get nothing out of it at first, you probably never will; but if from your first deciphering of it there comes now and then some direct shock of poetic intensity, nothing but laziness can deaden the desire for fuller and fuller knowledge[3].
En ik weet en het is de bevestiging ervan, dat het de poëzie van het woord is dat me soms doet opspringen en me aanzette verder te werken. Maar niet iedereen is hier van overtuigd als ik denk aan Jacques Le Goff en wat hij zegt over Dante:
Sa théologie mystique se dégrade aisément en une imagerie populaire qui lui assure un retentissement énorme.[4]
Le Goff is hier ingesteld op de theologie van Dante niet op de poëtische kracht van Dantes woord. Moet ik er dan nog zorg mee hebben hoe het kan dat zij, die nog op hun lichaam wachten, om er hun ziel op de dag van het Laatste Oordeel mee aan te kleden, hier al kunnen gestraft worden en dan nog wel - vooraf door Minos veroordeeld - vóór dat dit Laatste Oordeel heeft plaatsgevonden.
[1] Io fui colui che la Ghisolabella / condussi a far voglia del Marchese, / come che suoni la sconcia novella. (Canto XVIII: 55-57). [2] Selected Essyas, pagina 238 [3] Selected Essays, pagina 75 [4] In La Civilisation de lOccident médiéval, Pagina 189.
|