Dante herkende Farinata (degli Uberti) die hem na enkele plichtplegingen vraagt wie zijn voorouders waren, waarop Dante alles vertelt wat Farinata verlangt te weten. Daarna verneemt Dante dat zijn voorouders hevige tegenstanders waren van Farinatas voorouders. Ik heb hen tweemaal verbannen voegt Farinata eraan toe. Ja, antwoordt Dante ze werden wel tweemaal verbannen maar ze zijn ook tweemaal teruggekeerd. Een andere geest onderbreekt hun gesprek - dus zijn de graven niet zo leeg als ik eerst dacht en is het hun ziel, waarin ze niet geloofden dat deze eeuwig was die spreekt - de nieuw gekomene is verbaasd Dante te zien maar begrijpt niet waarom hij niet vergezeld is door Guido, zijn zoon die een vriend is van Dante. Gezien de plaats waar hij begraven ligt weet Dante dat hij Cavalcante Cavalcanti heet en, zoals Farinata, een volgeling van Epicurus[1].
En ik tot hem: Ikzelf ware hier niet, als hij die daar wacht, voor wie je Guido misschien een afkeer had, me niet had geleid.[2]
Het kon dat Dante voldoende wist dat Guido, zijn vriend in het leven en een dichter zoals hij, een volgeling was van Epicurus en dat hij om deze reden Vergilius niet waardeerde. Daarna is er Farinata terug die Dante waarschuwt dat hem het lot te wachten staat dat hijzelf heeft ondergaan en dat hij uit Firenze verbannen zal worden
wanneer de maankoningin die hier heerst (Proserpina) minder dan vijftig maal haar gezicht zal getoond hebben[3].
Toch wil Dante weten van Farinata of het correct is dat hij kan zien wat de toekomst brengen zal.
Wat God ons nog gunt is de dingen te zien die ver voor ons liggen maar wat dichterbij is en wat het nu bij jou op aarde betreft, zijn we blind. En dan weet je dat we volledig onwetend worden de dag dat de poort van de toekomst door het Laatste Oordeel zal gesloten worden.
Hij is uitermate nieuwsgierig Dante, hij wenst ook te weten of er nog andere volgelingen van Epicurus zijn die hier liggen. Er zijn er duizenden nog, zegt Farinata, met onder meer Frederik II en hij die men de Kardinaal noemt, maar over de rest verkies ik te zwijgen. Dante weet nu dat hem een verbanning wacht (een verbanning die hij op het ogenblik van zijn schrijven reeds heeft ondergaan). Vergilius wenst hem te troosten. Denk eraan zegt hij tot Dante:
Als je die lieve blik in die mooie ogen zult zien, dan zal ze jou je ganse levensloop onthullen en zul je weten wat er jou te wachten staat.
Het is vroeg in de morgen van Paaszaterdag van het jaar 1300. Dante en Vergilius verlaten nu de stad Dis en lopen over een pad dat eindigt aan de rand van een diepe vallei.
[1] André Pézard: Dante, Oeuvres complètes pag 937: Epicure: Dante réprouve la doctrine qui nie limmortalité de lâme (Conv. II viii 8), et bien plus chez certains Florentins dits épicuriensque chez Epicure même. En tout cas Dante est loin de mépriser la morale dEpicure
[2] E io a lui : Da me stesso non vegno :/ colui (Vergilius) chattende là per qui mi mena / forse cui Guido vostro ebbe a disdegno. (canto X: 61-63). In zijn noti bij de tekst van de Divina Commedia schrijft Ludovico Magugliani in verband met deze versregel 63: verso di dificile interpretazione. Betekent wellicht dat er een periode was in het leven van Guido Cavalcabti in cui egli non apprezzò Virgilio
[3] Vijftig nieuwe manen betekenen ongeveer veertienhonderd dagen, hetzij minder dan vier jaar, Dantes verbanning vindt plaats in 1302.
|