Mon Dieu, quai-je commencé? Hoe heb ik me kunnen laten verleiden om al wat in mij is in te zetten op een tekst van de dertiende, begin veertiende eeuw? Dit is de vraag die ik me stel, telkens ik me onderdompel in zijn terzines en dan vaststel dat ik, met het systeem dat ik volg, amper vooruitkom en met dit ritme, nog een hele tijd met Dante zal bezig zijn, zodat een tweede vraag oprijst, wie, wie onder jullie die me lezen heeft hier interessse voor. Ik ben dus eens te meer aangekomen op een tweesprong en aarzel de weg te blijven volgen, de meest hobbelige, die ik me voorgenomen had te volgen. Maar wat indien ik de andere weg zou nemen, de gemacadamiseerde, de gemakkelijkste, en mijn verhaal af te sluiten?
Het is een keuze die er geen is, met mijn blog die een verbintenis is tegenover mezelf heb ik al een beslissing genomen. Heel ons leven stoelt op beslissingen. Ouspensky wist dit maar al te goed, hoe, eens de beslissing genomen, we bestormd worden door ik-personen binnen in ons die tegenstrijdige gevoelens oproepen en aanzetten om te laten vallen wat we begonnen waren omwille van, en er zijn tal van redenen, te onbelangrijk, totaal irreël, te onwaarschijnlijk en uit een tijdsperiode die te ver achter ons ligt. En het is met een dergelijk personnages dat ik opsta en met wie ik slapen ga, zelfs tot op de drempel van mijn eerste woorden volgt hij me en valt hij aan met zijn argumenten.
Maar de Ugo in mij leeft van het schrijven, ademt met het schrijven en diep in mij wens ik niet dat hij op zij geschoven wordt, in de hoek gedrumd, zoals een bankzitter in de voetbal, toekijkend, gedumpt met een groot verlangen. Ik kan dit niet en mag dit niet. Ik moet doorgaan, ik moet Ugo blijven opstellen, zelfs indien dit, zoals vandaag, noodzaakt op te staan, zoals zovelen die schrijven; om vier uur in de morgen.
|