O voi chavete glintelletti sani, mirate la dottrina che sasconde sotto il velame de li versi strani. (canto IX: 61-63)
O, jij met een gezond verstand, bekijk (doorgrond) de leer die zich verbergt onder de sluier van deze vreemde verzen.
Welk is deze leer en waarom zijn het enkel zij, met een gezonde geest, die het vreemde in zijn verzen begrijpen kunnen? Hoe ook, deze drie versregels zijn een waarschuwing dat de tekst zo maar niet gelezen kan worden voor wat er staat; dat dus de woorden een betekenis verbergen voor de lezer met gezond verstand. Hoeveel lezers con glintelletti sani zijn er die zijn Commedia hebben gelezen en hoeveel zijn er, die de draagwijdte van deze drie mysterieuze verzen hebben kunnen ontcijferen? Opvallend is dat hij met deze terzine voor de dag komt onmiddellijk nadat hij door Vergilius, zijn gids, zijn heer en meester (meester in wat, enkel in de dichtkunst?) geblinddoekt werd met dezes handen en het is onmiddellijk erna dat hij ons verwittigt, op te passen opdat voi chavete glintelletti sani, niet door zijn verzen worden 'geblinddoekt'. Staat dit blinddoeken symbool voor zijn initiatie tot een geheime genootschap - zoals het nu nog gebeurt in de vrijmetselarij - en weet hij, dat slechts zij die vroeger geïnitieerd werden, zijn broeders in de geest dus, weten zullen wat hier wordt bedoeld ?
(René Guénon, in zijn Lésotérisme de Dante, indachtig zijnde en op onze hoede gebracht door Van Dijk hebben we gemeend een bijzonder hoofdstuk te moeten wijden aan de mogelijke draagwijdte van deze vreemde verzen. Dit komt op het einde, na canto XXXIV, samen met een vaststelling van een gans andere aard.)
*
En reeds kwam van over de donkere golven een krachtig geruis dichterbij dat beide oevers beven deed,[1] Een geluid als van een geweldige storm die losbreekt over het woud, takken afrukt en met zich meevoert en wilde dieren en herders voor zich uit op de vlucht jaagt.
Zo aanhoort Dante het geraas van de wind en pas dan maakt Vergilius Dantes ogen vrij en ziet hij, zoals kikkers wegvluchten voor de waterslang, duizende zielen wegvluchten voor iemand die de Styx droogvoets oversteekt,
van zijn gezicht sloeg hij de vette lucht weg hierbij dikwijls voor zich uit zijn linkerhand gebruikend , dit was het enige angstgevoel dat hij scheen te hebben.[2]
Vergilius doet Dante teken kalm te blijven en de engel eerbiedig te groeten. Deze opent de poort zonder de minste weerstand te ontmoeten.
O, begon hij, op deze afschuwelijke drempel tegen het gespuis van de weggejaagden uit de hemel: Waarom je verzetten tegen deze wil, vanwaar deze aanmatiging die schuilt in jullie, wat helpt het in te gaan tegen het noodlot, herinner je Cerberus die er de sporen van draagt op kin en keel.
De engel gunt noch Vergilius noch Dante een blik en keert terug over de Styx zonder ook maar een woord tot hen te richten.Nu kunnen ze de poort binnen en worden ze geconfronteerd met een enorme vlakte vol graven,
zoals het was in Arles waar de Rhone tot stilstand komt en in Pola, dicht bij de golf van Carnaro die Italie afsluit en de oevers bespoelt, waar allerlei graven de grond oneffen maken.
Zo was het ook daar in de hel, maar de aanblik was veel gruwelijker. Want overal flikkerden vlammen en lagen de graven roodgloeiend, geen smid zou ooit zijn ijzer meer gloeiend willen hebben. Alle grafstenen stonden rechtop en gejammer steeg op uit de graven. Dante wil weten wie er hier in de graven liggen te kermen en Vergilius zegt hem dat dit de plaats is waar de ketters en hun volgelingen zich bevinden en dat de graven veel voller zijn dan Dante wel denkt en dat, zegt hij nog, al naargelang de leer die ze verkondigden, de graven meer of minder gloeiend zijn.
[1] E già venὶa su per le torbidonde / un fracasso dun suon pien di spavento / per che tremavan amendue le sponde.(canto IX: 64-66).[2] Dal volto rimovea quellaer grasso / menando la sinistra inanzi spesso / e sol di quellangoscia parea lasso.(Inferno: canto IX: 82-84)
|