Het valt onmiddellijk op dat de Dante van Canto VIII, een totaal andere Dante is dan die van de vorige canti. Zijn medelijden met de zondaars is opgelost en het is met grote minachting dat hij nu reageert tijdens hun tocht over de Styx. Ik vermoed dat de reden is dat de tijdsspanne die lag tussen het schrijven van canto VII en VIII heel wat langer is geweest dan normaal. Giovanni Boccaccio in zijn Trattatello in laude di Dante, vertelt hierover dat de zeven eerste canti van zijn Inferno geschreven waren op het ogenblik van zijn verbanning uit Firenze en dat hij pas veel later, terug is gaan werken aan zijn canto VIII dat begint met het vers: Io dico, seguitando
dat Boccaccio begrijpt als continuando la composizione. Wat heel goed aanvaardbaar is en de wijziging van zijn houding tegenover de zielen die hij ontmoet na zijn verbanning verklaren moet.
Ik ook ken een soort van metamorfose, mijn conversatie met Dante is soms een rechtstreeks contact met hem, alsof hij onder een of andere vorm aanwezig zou zijn, en soms gebeurt het dat ik me beweeg, zonder zijn aanwezigheid, tussen zijn woorden. De reden hiervoor is dat ik soms dagen heb die onvruchtbaar zijn althans wat Dante betreft.
Trouwens het weze hier vermeld dat Dante eens verbannen uit Firenze in 1302, naar alle waarschijnlijkheid, zwervend van de ene plaats naar de andere, pas rond 1305 ernstig verder beginnen werken is aan zijn Inferno en dat hij tot in augustus-september 1321, zijnde zestien jaar, geschreven heeft aan de drie delen van zijn Commedia. Er moeten dus lange periodes geweest zijn dat hij met andere zaken bezig is geweest, ondermeer met het schrijven van zijn Convivio, zijn De Vulgari eloquentia, zijn De Monarchia en tal van gedichten. Zijn werken vullen trouwens meer dan 1.700 paginas in de vertaling van André Pézard (la Bibliothèque de la Pléiade).
Frans Van Dooren van zijn kant, heeft het zelfs aangedurfd de plaatsen te bezoeken die door Dante vermeld of beschreven worden in de drie delen van zijn Commedia. Hij heeft de moed gehad het resultaat van zijn diverse tochten door Italië te bundelen in een zeer merkwaardig boekje : Met Dante door Italië: reizend in het voetspoor van de dichter en heeft er ruim 230 paginas mee gevuld.
De weg van Dante als banneling was geen weg bezaaid met rozen. In zijn Convivio I,iii,5 vertelt hij ons dat, sedert het aan de burgers van de zeer schone en fameuze dochter van Rome, zijnde Firenze, behaagde hem buiten te gooien hij veel heeft gereisd en als pelgrim, bijna bedelaar, tal van regios heeft bezocht. Hij noemt zichzelf een schip zonder zeil en zonder roer, gedreven naar diverse havens, door een droge wind die zijn pijnlijke armoede uitwasemde (che vapora).
|