William Blake heeft de wervelende lichamen van Paolo en Francesca op een schitterende wijze geschilderd, met aan hun voeten de gevallen Dante en de toekijkende Vergilius. Waarom dit grote medeleven van Dante die als dood neervalt bij het aanhoren van de geschiedenis van Francesca en Paolo. Heeft het iets te maken met zijn door de dood verbroken band met Beatrice, is het daarop dat hij aludeert. Of, is het de noodzaak van het rijm op pietade dat hem als een dode vallen deed: e caddi come corpo morte cade ? De lezer, die ik ook ben, kan enkel gissingen formuleren. Met Dante weet je nooit. Keren we bijvoorbeeld terug naar versregel 103. Een vreemde zin: Amor che a nullo amato amar perdona. Mijn vertaling tracht zo goed mogelijk aan te sluiten bij de woorden van Dante: Liefde die aan geen enkele beminde het beminnen vergeeft.
Veelbetekenend voor de intensiteit, gevatheid en gecondenseerdheid van Dantes woorden zijn de vele vertalers van de Commedia die hun toevlucht nemen tot een omschrijving om hogervermelde versregel te vertalen:
Pézard: Amour qui onque à laimé ne fait grâce daimer aussi; Sayers: Love that to no loved heart remits loves score; Risset: Amour qui ne consent à nul aimé de ne point réaimer; Portier: Amour qui a laimé ne fait grâce daimer; Magugliani: Amor, che non consente che chi è amato non riami; Van Dooren: Liefde die niet toestaat dat iemand die bemind wordt op zijn beurt niet bemint.
Het is Dante, die denkend aan Beatrice, zijn eigen woorden in de mond van Francesca legt: de liefde, zegt ze, laat niet toe dat de Paolo die zij bemint, haar zou beminnen. Ik veronderstel dat Dante dit verhaal zelf heeft opgebouwd uit de weinige gevens die hij bezat of had gehoord over het koppel en dat hij het is die de idee van het boek en de kus in het boek, heeft uitgedacht. Om deze reden al vind ik het een groot verhaal. Velen zijn er door getroffen geweest en Borges ook geeft zijn visie op canto V: 121-141 , in een van zijn negen ensayos, met als titel El verdugo piadoso, de genadige beul, waarin hij stelt: Niemand twijfelt eraan dat het Dante is die Francesca in de Hel plaatst en met een oneindig medeleven het verhaal van haar schuld aanhoort. Hoe deze tegenstrijdigheid te milderen en hoe te rechtvaardigen[1]? Borges heeft hiervoor vier conjeturas posibles, vier veronderstellingen, waarover ik niet wens uit te weiden, maar toch dit:
De eerste en de derde conjeturas zijn technisch en hebben te maken met de aard van het verhaal. Dante heeft de algemene vorm van zijn Commedia bepaald en gevoeld dat dit zou kunnen leiden tot een topografische beschrijving en een opsomming van de verdoemden wat vervelend zou overkomen daarom heeft hij voor elke cirkel in de Hel, een personage voorzien die zijn verhaal doet. Borges haalt Lamartine aan die dit une gazette florentine genoemd zou hebben. Maar hij die het volgens Borges juist zag was Benedetto Croce in zijn La poesia di Dante: Dante als theoloog, als gelovige, als ethisch mens, veroordeelde de zondaars, maar als gevoelsmens wilde hij noch veroordelen noch vergeven. In zijn tweede veronderstelling, verwijst Borges naar Jung en dezes onderscheid tussen literaire vindingen en onirische. Dante, zich spiegelend aan zijn liefde voor Beatrice, droomde de pijn van Francesca, en heeft medelijden met het verhaal dat hij droomde. En Dante is onze droom nu en we aanvaarden wat hij schreef, zelfs zijn vallen als een dood lichaam.
Ik zelf heb de aftakeling meegemaakt van mijn broer, de laatste dagen van zijn leven. Ik was er zo mee begaan en het hield me in dergelijke mate bezig dat ik de twee laatste dagen van zijn leven een tiental gedichten heb geschreven over zijn heengaan. Ik heb hem de getypte bundel gegeven één dag voor zijn vertrek (avant de rendre lâme au propriétaire de son âme). Hij heeft de gedichten gelezen met tranen in de ogen. Maanden erna heb ik die gedichten met tranen in de ogen herlezen. Tranen omwille van een tekst die ik zelf geschreven had, wat is er verkeerd aan. Is het zelfs niet normaal dat men bewogen wordt door wat men leest wie het ook moge geschreven hebben, want is het niet zo dat wat geschreven staat, van elk van ons is en niet alleen van hij die het schreef of van hij waarover geschreven werd?
En schreef Borges niet in La Cifra (1981): El que lee mis palabras està inventàdolas. Hij die mijn woorden leest is hij die ze bedenkt.
[1] Dante (nadie lo ignora) pone a Francesca en el Infierno y oye con infinita compasión la historia de su culpa. ¿ Como atenuar esa discordia, como justificarla?(pag.113).
|