Elke morgen is een nieuw beginnen, een stap in het onbekende. Vandaag heb ik met bewondering opgekeken naar de bomen voor het raam, kaarsrecht de luchten in, elk jaar een stuk hoger alsof ze groeien wilden tot in het oneindige, tot waar mijn gedachten me soms brengen. In die mate ben ik ook boom, zoek ik, opgestegen van de aarde, mijn weg in de ruimte van de luchten over mij, luchten die drager zijn van de ideeën, bevindingen en formuleringen van de mens, of die nu geschreven werden of ongeschreven zijn gebleven, een totaliteit van gedachten die het landschap zijn van de geest, geladen met een drang en een gerichtheid die de mens, die leefde in de grotten van Lascaux en andere plaatsen, gevoerd heeft tot de mens die we nu zijn. En ons nog, dieper in de tijd, zal doen evolueren naar de homo sapiens sapiens. Of zijn dit zo maar woorden?
Wat jou betreft denkt je, aangekomen te zijn, op de plaats tot waar je komen kon. Weggedoken in je schelp, in je koninkrijk zoals Shakespeare het ergens zegt, je zit er ruim en goed, want de geest is je landschap, zijn je velden en je bossen, je luchten en je zeeën, je boeken en je muziek en over dit alles drijft het voorbije, wazig, maar klaar om je te overvallen. Wat dan ook regelmatig gebeurt. En wat je nu, dit ogenblik schrijft, is je kenmerk, je toonaard. Het is van uit dit punt dat je het waagt te zeggen dat je dankbaar bent, te zijn wie je zijt en hoe je zijt en wat je zijt. Deze dankbaarheid is je morgengebed, de morgenvogels begeleiden je.
Deze woorden moeten volstaan voor deze dag.
|