Wat ik schrijf heeft geen ouderdom, het komt en het vloeit de tijd binnen om er beschikbaar te blijven voor een zekere tijd, de tijd om terug te verdwijnen in het niets. Komende uit het niets en opgeslorpt door de tijd, dit is waar ik mee bezig ben, waaraan ik, onverbloemd, onbaatzuchtig, mijn beste krachten wijdt, en dan nog onophoudelijk want zoals ik thans bezig ben heb ik de indruk dat ik anders niets doe dan blogs schrijven, dat de tijd er tussen minimaal is en dat ik leef, en dit sedert vier jaar bijna, dat ik leef van blog naar blog zodat wat er tussenin gebeurt te verwaarlozen is, zijnde wat gedroom en wat onafgewerkte gedachten.
Deze morgen is er, ver weg in mijn herinneren de knaap van vroeger in mij en vraag ik: mijn jeugd, mijn grote jeugd, wat rest er nog, als we neerlagen in het gras op zondagnamiddagen, van het ruisen van de canadabomen, het krijsen van de eksters; wat van de oude windmolen met de gebroken ramen en de deur half open, wat van de eeuwenoude hoeve, omwald met een brede beek met brak water, half gevuld met bladeren en mossen met lis en wieren en afgevallen takken, en wat bleef er over van de twee stenen leeuwen die de wacht hielden naast de ingangspoort, wat van de waterput in dat grote bos dat je toevlucht was? En wat rest er nog van de boeken die we lazen: De Witte, Wannes Raps, Robert en Bertrand, Vijf weken in een Luchtballon, of Twintigduizend mijlen onder zee, of als allereerste de Vlaamse Filmkes, of Ivanovkes die elke week te koop waren, de zondag als we buiten kwamen uit de hoogmis?
Biodiversiteit van wat was en niet meer komen zal, een straat zonder autos maar met boerenkarren getrokken door boerenpaarden, of een jonge knaap die om zes uur s morgens, de kannen melk wegvoerde op een klein karretje, getrokken door de hond, naar de melkerij, om daarna naar school te gaan bijna een uur ver om te gaan en te keren, zo in winter als in zomer en in de herfst, als de noten te uit hun bolster te rapen lagen op de weg, of de rapen die vol waren op het veld waar we langs liepen en fazanten opvlogen voor ons voeten, als we het waagden het veld te betreden, een raap te nemen en te pellen om al gaande of al lopende, op te eten zoals het hoorde in die tijd.
Jeugd, waarom heb ik er geen verhaal over geschreven hoe het was en hoe het niet was, zoals Ernest Claes.Vele momenten waren er en vele gebeurtenissen, maar niets overtrof, als ik er nu aan denk, de ogenblikken dat de onderwijzer, de Heer Van Oudenhove, op het einde van het schooljaar, als alles geleerd was wat moest geleerd, hij ons vergastte op het voorlezen van De Witte, of Michael Strogoff. Dit alles en veel meer nog blijft deel van mij, werd de bodem waaruit ik opgestaan ben om te zijn wie ik ben.
En nu, de jeugd van nu, over wat zal zij te schrijven hebben, eens drie kwart eeuw verder, zoals ik, of zal ze nog schrijven?
|