Wat ik gisteren schreef zal ik vandaag niet herhalen, zelfs al vond ik het vatbaar voor verbetering en zeker voor aanvulling, maar vandaag schreef een vriend me iets over zijn schrijver, de priester, filosoof, en theoloog, Desiderius Erasmus (1466/67 1536). Terwijl ik jarenlang Dante heb opgezocht, omwille van zijn poëtische kracht, heeft hij Erasmus onder de arm genomen en gezocht in welke mate hij Erasmus kon zien als vrijdenker, om te besluiten dat hij wellicht een vrijdenker was maar nooit onomwonden ervoor is uitgekomen. Het doet me dubbel deugd, één omdat het van hem komt, het bewijs dat ik leef in hem en twee omdat hij me aanzet om, zodra ik de Lof der Zotheid - nu ergens weggeborgen - terug in handen krijg, het herlezen zal om uit te maken welke wijsheid in dat fameuze boek kan schuil gaan.
Zo heeft elk van ons wel een schrijver die we beter wensen te leren kennen en wiens werk we gaan uitpluizen tot op de graat. Het vergt telkens veel tijd en volharding maar of het ons iets bijbrengt naast enkele details uit zijn werken, over hoe hij leefde en met wie, en hoe hij zijn dagen vulde is ons wellicht niet gelukt. Ik weet hoe ik werk en welke moeite het me kost, hoeveel uren slaap ik er voor laten moet en hoe zeer ik er mee begaan ben. Maar heb het nooit iets gelezen over de schrijvende-Dante zodat het beeld dat ik er over heb, afgestemd is op mijn beeld, maar dan ook met niets in meer. Hoe mijn vriend Erasmus heeft gelezen weet ik niet, maar hij is een zorgzaam man en zal zeker niet te rade zijn gegaan bij Wikipedia om zijn idee op te bouwen. Hij stuurde me een uittreksel uit een brief van Erasmus geschreven van uit London, op 14 maart 1514, aan Antonius van Bergen, abt van Saint-Bertin bij Saint-Omer:
Het stomme vee voert geen oorlog, alleen maar wilde beesten doen het en deze vechten nog niet onder elkaar, maar met dieren van een ander soort. Deze bestrijden zij met hun eigen natuurlijke wapenen, niet als wij met behulp van door duivelse list uitgedachte werktuigen en verder ook niet om willekeurige redenen maar ofwel voor hun jongen ofwel voor hun voedsel. Onze oorlogen komen meestal voort uit eerzucht, twistziekte, wellust of een andere kranke gemoedstoestand. Kan voor ons, die roemen in de naam van Christus, die ons niets dan zachtmoedigheid heeft geleerd en getoond, iets zo belangrijk zijn dat het tot oorlog uitlokken zou? Een oorlog is iets zo verderfelijks, zo monsterachtigs, dat geen deugdzaam mens hem, moge hij nog zo rechtvaardig zijn, kan billijken.
Het zijn maar enkele gedachten die zeker gelden voor de fundamentalisten van de Islam, maar ik had liever gehoord wat Erasmus dacht over de Schepping of over de Bijbel of over de dood en de eeuwigheid. Hij zal er zeker over geschreven hebben en heeft hij er niets over gezegd hij zal er des te meer hebben over nagedacht, en deze gedachten bereiken ons vroeg of laat, alleen zullen we niet weten of ze van Erasmus komen of van iemand anders.
|