Hij weet dat hij niet voortdurend bewust is van het deeltje van het gans Andere in hem; dat hij niet voortdurend ingesteld is om erin binnen te dringen; dat dit ingesteld zijn, een proces is waarbij heel wat zaken overboord moeten gegooid worden en vooral, en dit leerde hij bij Ouspensky, dat hij blijvend moet trachten zichzelf bewust te betrekken bij al wat hij doet of zegt; dat hij zichzelf observeren moet opdat hij weten zou dat hij niet een machine is, maar dat hij het is die spreekt, die handelt en daarenboven dat hij voelen moet dat die hij die hij is, geïntegreerd is in het omringende.
En als hij schrijft over wat hij schrijft dan is het omdat het vooral de momenten van verbondenheid zijn die hem doen schrijven. Andere momenten die talrijker voorkomen, laat hij voor wat ze zijn. In de woonruimte waarin het gebeurt, is hij meer omringd met boeken dan met meubels: boeken tegen de wand, boeken op zetels, boeken op de radio, op de vensterbanken. Hij heeft nood aan boeken, heeft nood aan hun veelzeggende stilte die is van het leven van het woord in ze.
Vanmorgen is hij met de wagen gereden langs de plaats aan de Leie waar hij met vrienden, en dan vooral met Paul die plaats hun verbindingsteken - praktisch elke zondag tijdens het joggen even zijn blijven stil staan. De zon was een lichtende schijf doorheen het grijze van de luchten en hij was verbaasd over de plotse grote rust in hem, alsof licht en water, de beemden en de weiden, de bomen aan de einders en de kerktoren er boven uit, de totaliteit uitmaakte van wie hij was, ook omwille van Paulus die hij voor het opstaan had gelezen en dit alles samen, zijn wezenlijke, spirituele omgeving was waarin, wat niet bij naam te noemen is, geborgen is maar des te intenser aanwezig.
Veel is het niet, gedachten die opduiken eens terug in zijn gewone omgeving waar hij neer gaat zitten om ze herop te roepen en vast te leggen in de vorm van een zoveelste blog die weinigen zullen lezen.
|