Wie is het die me leest en me meeneemt in zijn morgen of zijn avond, bij wie ik even vertoeven mag als een warmte, als een volheid of als een verwondering; als een vervreemding of als een nieuwigheid, gestold in een idee die hij nog niet had opgenomen of nog niet had verdiept. Ik sta er dan met mijn ruiker woorden, ingelijst onder glas als een stuk wortel en een gedroogde bloem, als een stuk agaat of gepolijste porfier, of nog, en meestal, als een korrel zaad die de kracht nog heeft te kiemen eens bevrijd en bevochtigd.
De verbazing van het woord dat wordt uitgedragen over land en zee, over bos en veld; dat vertrekt aan de Leieboorden en de wereld in reikt, een inktvlek op een wit blad papier, uit gevloeid als een tekening en bewaard om zijn grilligheid, zijn atmosfeer, zijn tederheid, zijn verlossing. Het woord dat hoopt te blijven, op te staan in vreemde voluten, omkranst met eikenblad of met laurier of met een druiventros van vele eeuwen terug, gehaald uit de schemerkapitelen van een Romaanse kerk, het mag die van Orcival, het mag die van Moissac, of de gekleurde van Issoire, maar niet die van Fontenay, waar Bernardus de stempel van zijn geloof-in-het-gebed had nagelaten, duidelijk, in de onafgewerkte kapitelen van de kerk. Je vertelt het maar wat van je broeders bouwers is, wat van hun geest in steen is overgebleven voor zij die even blijven staan in stilte en ingetogenheid, het mag nog voor de wankele kapel van Sint Gabriel in de omgeving van Maussane - les Alpilles.
Je hebt er als bouwer van het woord geschreven en gedroomd al was het maar zoals Alphonse Daudet in zijn molen, het heeft geschreven, niets meer dan dat. Al kon het wel, al wou je het wel, al werd het telkens wel een struggle van dag na dag, om het woord. Uitgelaten soms, of terneergedrukt omdat niet kwam wat komen moest of dan toch niet zoals je broeder steenhouwer met zijn beitel, of de bouwer met zijn truweel en schietlood, met winkelhaak en passer.
Jij daarentegen, armtieriger dan ooit met je woord, zoals je het vandaag hebt neergeschreven, vertrekkende van een simpele zin die je overviel bij het ontwaken: Wie is het die me leest?
|