Op een dag was ook de tijd niet meer, het licht was eeuwigheid en zo het ogenblik.
Herinner je die zomer, we waren zonder ouderdom, doordrenkt van geest en van ontvankelijkheid.
En een kreet gelijk, het Universum in zijn totale totaliteit tot ons gekomen. Of wat is van Al wat is diep in ons gekropen, avondlijk, alles overtreffend.
Hoe zullen we het noemen, het geluk dat onder vrienden is te proeven: de openheid van ogen, de woorden die gesproken, openspringen lijk bollen zaad, niet te stuiten.
Wat wijsheid nu tot ons gekomen, de oorden waar we ons verloren met weemoed toe gedekt, om er terug te keren, er de rijke wijn te schenken en te ervaren in de kleur ervan de smaak van wie we waren.
Elegie van wie reeds ging en van wie na zal komen.
|