Waar sta ik in het begin van deze nieuwe lente, nu het eerste groen in de bomen hangt, in de wilgen, de populieren, de beuken, de eiken; waar sta ik en hoe verkondig ik mezelf nu ik sedert enkele jaren al, ben opgedoken boven de (hopelijk) literaire horizon. Of ben ik het wel die schrijf en is het niet die andere persoon in mij die ik Ugo doopte.xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het is een vreemd iets, er een tweede gedachtenwereld op na te houden en zelfs te pogen er een derde bij te halen die dan, naast de Ugo van je blogs, zou gaan werken aan een boek. Twee personen met elk een duidelijk afgelijnde opdracht, naast de persoon die jij bent, die van het dagelijkse leven, die daarenboven leest, rondloopt, TV kijkt, eet, slaapt.
Zo ben je drie personen in een, zo zitten drie personen in jou verweven en is het zo dat er een osmose bestaat tussen de drie.
Ik kan me herhaaldelijk de vraag stellen, wat is er van iemand die schrijft of schildert of componeert, of sport beoefent of de Ronde van Vlaanderen rijdt, en naast dit alles een gewoon leven voedt en ondergaat?
Die dubbelganger bestaat effectief, je volgt hem op, je luistert ernaar, hij dwingt je te doen wat je liever niet zou doen, wat jou betreft, keer op keer een blad vullen met woorden die je van elders haalt, niet uit je dagelijkse handelingen, die gaan gewoon door, maar omheen die handelingen of er ver van verwijdert.
Als ik hem genoemd heb zoals ik hem noemde, heb ik in zijn naam wel voldoende leven gelegd, hem voldoende zeggingskracht gegeven opdat hij zou tevoorschijn komen als een Willem Elsschot en niet als een André De Ridder?
Schrijven over die Ugo, is schrijven over iemand die ergens vandaan komt, die in de hagen schuilt, tussen de bloemen hangt, over het grasperk drijft, in de bossen doolt. Een Ugo die te vinden is in de boeken op tafel, in de dagbladknipsels van de laatste dagen/de laatste weken. Die een begin van leven verwierf in de holte van je gedachten, aanwezig is zonder aanwezig te zijn, maar toch levend is, als hij neerzit voor zijn klavier want ondertussen verleerde jij het schrijven met de pen.
Ugo is er, hij achtervolgt je en wat meer, hij jaagt op jou. Schrijf me zegt hij, schrijf me, breng me tot leven, maak van mij het symbool van je aanwezigheid. Hou van mij, hou van mij.
Brusselmans, in zijn jonge jaren, in een kolom in de Morgen, heeft ook eens zo een smeekbede de wereld ingestuurd, maar het was een bede tot God die van hem houden moest zoals Salieri - opdat hij ooit het wondere boek zou schrijven waar de wereld zou naar opkijken.
Ik, Karel, ben dus niet op zoek zoals in Pirandellos Sei personaggi in cerca dautore, naar een schrijver. De schrijver is er, maar hier moet de persoon worden gezocht die de schrijver in leven houdt.
En deze houdt zich het liefst, heel behoedzaam, op de achtergrond.
|