xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vlechtwerk van het woord
op de middag,
verhalend het verholene
aftastend dag aan dag
om nergens uit te komen
nergens voet aan wal te zetten
en vaste grond te voelen
waar je niet hoefde te zijn.
Ook de uren niet geteld
die er overheen zijn gegaan,
niet uitgekeken naar wat de morgen
brengen zou,
de avond en de nacht.
Klaarder weten
om het op te tekenen,
te vergeten of te vermenigvuldigen
tot het een waarheid wordt
van deze tijd,
wij achterblijvend,
strompelend omlaag, omhoog gekeken
en niet gevonden wat we zoeken bleven
tussen de lijnen van het Boek.
En toch opgemerkt
boreale lichtfestijnen
die te zoeken zijn,
te interpreteren
in het gebazel van een gedicht:
woorden
als zaden in de grond,
om er te groeien tot bomen.
Vergrijsd
tot niets herleid zoals we gekomen,
en toen alles was toegedekt
zijn we weggegaan
met trage tred en ongerept.
We verlangden er niet naar
maar zijn toen aangekomen,
waar het al lente was.
.
|