xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik lees in Le Monde de Livres van 20 december een recensie van Julie Clarini over het boek Les Troubadours, une histoire poétique van Michel Zink (Perrin Pour lhistoire). Een zin hierin roept herinneringen op omdat ik eenzelfde zin bijna gelezen had bij Pasternak in zijn Dokter Zhivago:
Chez Guilhem Adémar, poète dont on ne sait presque rien, la nudité hivernale des branches et de rameaux évoque celle de la bien-aimée, le corps blanc de la dame que lon désire et qui échappe sans cesse.
Deze zin deed me denken aan een passage bij Zhivago die ik gaan opzoeken ben in de Engelse versie van zijn Doctor Zhivago (Fontana monarchs, 1958) - waarvan de bladen vergeeld zijn en de letters bijna uitgewist, het lot van oude pocket books.
Ik vind de passage pagina 358. Zhivago opgeëist door een bende Partizanen, die zich ophouden in een enorm woud aan de voet van de Oeral, is op het punt, na achttienmaanden verblijf onder de partizanen, de vlucht te nemen. Hij staat voor een bevroren (rowantree), lijsterbesboom:
It was covered half in snow, half in frozen leafs and berries and it held out two white branches welcomingly. He remembered Laras strong white arm and seized the branches and pulled them to him. As if in answer the tree shook snow all over him.
Dit was wat ik deze dag van Kerstdag 2013 schrijven wou, beste lezer, veel is het niet, maar ik beken dat ik verrast was over de gelijkenis tussen wat de troubadour en poëet, Guilhem Adémar er over wist en wat een even grote poëet Boris Pasternak ons erover vertelde.
|