xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Wat opvalt achteraf - de bomen bladerloos geschrokken terwijl het gisteren nog zomer was dat het vele dat werd omgezet in woorden een strook maar is van het vele dat we zeggen wilden.
Maar ook dat we niet alles zeggen konden noch wilden.
En wat meer is, lijk de meanders van de Leie typerend voor het landschap zijn, evenzo zijn deze woorden hier typerend voor het landschap van de geest waarin we telkens binnendringen willen tot voorbij de avonden, de nachten.
Vandaag, hebben we de dag gekroond met bijbelarabesken:
hoe mooi je bent mijn lief, je lippen zijn een lint van purper,
Of het Hooglied opgezocht dat is van alle tijden, dat is van de mens en het verhaal is van zijn beminnen. Duizendmaal beleefd, openbarstend telkens, in duizend splinters, of zijn vuurwerk van vervoering de ruimte in geslingerd, het herbeleven ervan opgetekend in duizend boeken. En toegevoegd aan al wat was, al wat niet was, maar had kunnen zijn.
Dit alles, we weten het, is slechts een smalle strook tekst, vergeten na enkele tijd, al werd het opgetekend keer op keer voor de eeuwigheid.
|