O voi chavete
glinteletti sani,
mirate la dottrina che
sasconde,
sotto il velame de li versi strane.
Wat wilde Dante ons verbergen, wat mocht niet
voluit uitgeschreven worden, welke dottrina,
(leer, kennis) wou hij bedekken met een sluier die enkel door zij met gl inteletti sani, zij met een gezonde
geest kon worden weggenomen. Het is alsof deze drie versregels niet voor
alle lezers bestemd zijn maar wel voor een bepaald publiek. Het verbaast me
trouwens dat deze verzen niet door Borges werden opgemerkt.
In zijn
brief aan Cangrande della Scala,
preciseert Dante dat de poëzie van zijn Commedia
meervoudig is, polysemos is, en
Umberto Eco, in zijn Kunst en Schoonheid
in de middeleeuwen komt tot het besluit dat die brief niets anders zeggen
wil dan dat we op de Commedia de
theorie van de vier betekenissen moeten toepassen, een theorie die de
middeleeuwen door gecirculeerd heeft en samengevat kan worden in het distichon (tweeregelig vers dat een
volledige zin vormt) dat aan Nicolaus Lyranus of aan Augustinus van Dacias
toegeschreven wordt: De letter geeft de
feiten weer, de allegorie wat je geloven moet, de morele betekenis wat je doen
moet, de anagogische waarnaar je streven moet.
René Guénon echter heeft deze verzen des te beter
opgemerkt. Hij wijdt er een lang essay aan en vindt dat hierin duidelijk
aangegeven wordt dat Dante lid moet geweest zijn van een geheime genootschap
die de verre voorloper zou geweest zijn van de Vrijmetselarij. Hij voelt zich
hierbij gesteund door Rossetti en Aroux die de eerste waren om te spreken over
het esoterisme in het gedachtengoed van
Dante. Aroux vroeg zich zelf af of Dante wel een katholiek was en niet eerder
een Albigenzer.
Guénon bekijkt
het esoterisme van Dante van uit een andere hoek want, zegt hij, het heeft
niets gemeen met de uiterlijke tekenen van een religie. Er waren genootschappen
die initiatisch gericht waren en niet religieus, maar die toch hun basis
gevestigd hadden in het Katholicisme. Want als Dante lid was van een geborgen
genootschap, dan is dit absoluut geen reden om hem een afvallige te noemen. Volgens Guénon was Dante lid van de Fede
Santa un Tiers-Ordre de filiation
templière et ses dignitaires portaient le titre de Kadosch, mot hébreu qui
signifie saint ou consacré, et qui
est conservé jusquà nos jours dans les
hautes grades de la Maçonnerie.
René Guénon : Lésotérisme de Dante, Gallimard 1957
|