Vorige maandag op Ned 3, niet laat op de avond
maar om 19.30, in de Wereld draait door, een uitzending in het teken van het
125 jarige jubileum van het Koninklijk Concertgebouworkest, in een talkshow met
Matthijs van Nieuwkerk.
Prachtige, zeer hoogstaande, opmerkelijke
uitzending met sprekers die het Concertgebouworkest hoog in hun hart droegen,
met een opmerkelijke uitspraak over de muziek van Ma hler, over zijn adagietto uit de vijfde, een liefdesbrief aan
Alma, zijn echtgenote, en meer in het bijzonder over de Achtste van Mahler, de
symfonie der duizenden, die door een jeugdige man als het grootste dat hij ooit
hoorde werd betiteld en vond dat deze muziek kosmisch was.
Ik ook heb dit ooit geschreven in een blog van een
jaar of meer terug heb het niet
opgezocht maar ik weet dat ik ooit een gedicht heb geschreven over
Mahler. Dit ben ik wel terug gaan halen uit mijn archieven:
Hoe
Mahler ons beroert, hoe een snoer van klankkoralen
door het
venster weggedreven, de Leie over, de beemden
en de
landerijen, de torens over, de luchten in,
het zog van
de aarde omheen de zon gewonnen en verder nog
de klanken
doorgegeven in het geruis van de planeten
om aan te
komen in het punt waar het al begonnen is,
het
centrum-potentiële punt van waar toen alle elektronen
naar oost en
west, naar zuid en noord, naar zenit en nadir
gesprongen
zijn. Het ene vaste punt - de slinger van Foucault
werd er aan
opgehangen - dat is van alle punten,
van alle
plaatsen en van alle ogenblikken, gewenteld over alles.
En in zijn
grijploosheid God ook niet genoemd, al kon het wel
zo
dachten we door al degenen die er binnendrongen,
die
de dingen aangeraakt, in klanken en in woorden meegenomen,
dit ene punt
bezaten en in de ban ervan gebleven.
En
God ook niet genoemd, al mocht het wel, al kon het wel
maar
met alle letters, alle tekens, alle atomen van de kosmos dan.
|