Ik heb mijn lichaam niet in de hand, het regeert over
mij en belet me te schrijven wat ik zou wensen te schrijven maar dat niet komt.
De woorden zitten verscholen achter een donkere muur. Ik kan ze niet bereiken.
Ik wacht op het weinige dat komt, voldoende om te zeggen dat ik er nog ben, dat
ik nog zeggingskracht heb.
De laatste dagen, en nog, overheerste me de inhoud van
een boek, ook Octavio Paz liet een dichtregel na, Deze komt vooraan in zijn
Piedra del sol en wordt achteraan herhaald. Hij doet me denken aan de Leie, die
me altijd respect inboezemde omwille van de vele schrijvers die er hadden
gestaan, omwille van de vele schilders. Ik zat er ooit met de zoon van Saverijs
die me het landschap beschreef zoals hij het schilderen wou, maar hij beperkte zich
tot de paarden, de jockeys en de hoeden van de dames op de Waregemse koersen. Ik
stond er praktisch elke zondagmorgen, op hetzelfde uur met een goede vriend,
aan een bocht van de Leie waar we langs jogden, we keken er naar de reiger die
bijna even trouw er op post was.
Maar ik moet je nog die zin van Paz die door Laurens
Vancrevel als volgt werd vertaald:
Een loop van een rivier die slingert,
voortschrijdt, terugwijkt, overstag gaat
en immer aankomt:
een rustig voortgaan
En Octavio Paz:
Un caminar de rio que se curva,
avanza, retrocede, da un rodeo,
y llega siempre :
un caminar tranquilo
Het
is maandag vandaag, ik weet niet wat de dag brengen zal. Ik zou een veertigtal
gedichten willen bundelen, maar slaag ik er in, vandaag of morgen?
|