Het gebeurde
ooit, lang geleden, dat de schrijver van het Boek Genesis, duidelijk in een
goede dag zijnde, in onuitwisbare inkt
zijn drie eerste woorden neerzette: bereshit
bara elohim. Waarmee hij op een duidelijke wijze stelde dat het Elohim was
die alles geschapen had.
Hij
formuleerde dit in wondere conventionele tekens die door ingewijden konden
begrepen worden en in andere talen en tekens omgezet. Zo werd bereshit bara elohim omschreven als in den beginne schiep God. Wat Hij
schiep werd het Universum, het zichtbare, Hijzelf was en bleef onzichtbaar in
het zichtbare.
Een andere
schrijver, een oosterse filosoof, ging een stap verder en hij schreef: in den beginne was het Woord. Maar wat
of wie het Woord was werd niet gepreciseerd, wel wat het Woord werd.
De tijd, ce grand sculpteur
van dingen en van gedachten, schoof andere ideeën binnen, meer precieze
formuleringen, namelijk dat het beginnend Universum bestond uit minimale
deeltjes die de bouwstenen waren waaruit dit Universum is tot stand gekomen.
Maar de vraag of deze minimale deeltjes er waren in den beginne of er niet
waren in den beginne blijft nog steeds onbeantwoord.
Waren ze er
nog niet, dan werden ze geschapen en ontstonden ze uit het niet. Waren ze er
aanwezig in den beginne, dan waren ze er ofwel samen met het Woord, ofwel waren
ze de materiële vorm van het Woord.
Waren ze de
materiële vorm van het Woord, dan kon het dat er in den beginne een Universum in potentie was dat het Woord was. En wat meer is, dan waren deze
minimale, amper, of zelfs niet waarneembare deeltjes, deeltjes van het Woord.
Het is,
zoals een stelling in het gebied van de mathematica, deze echter kan bewezen
worden.
|