Cómo seràn las cosas
cuando no las estamos mirando?
Hoe
zullen de dingen zijn als we er niet naar kijken, is de vraag die José Saramago
zich stelt in zijn Cuaderno.
Hoe
is de bocht aan de Leie waar ik jarenlang elke zondag met de vrienden even ben
blijven stilstaan, of hoe is de bank in San Juan waar ik neerzat om te lezen of
te schrijven, of hoe is la plaine de la Lé in Zinal, als ik er aan denk
zonder er te zijn?
Ik
heb me dit, zoals Saramago, dikwijls afgevraagd, wel wetende dat die dingen zijn
zoals ze zijn of ik er nu ben of niet ben.
Maar
er is een andere vraag die ik me blijf stellen, welk is het belang van al die
dingen indien ik er niet zou zijn, of beter welk is het belang van het
Universum als er niemand, noch hier noch elders, zou zijn om er zich vragen
over te stellen?
En
dan kom ik tot een totaal ander antwoord. Namelijk dat de mens er is, precies
opdat er vragen zouden gesteld worden, precies opdat we ons zouden afvragen
welke de reden is van ons bestaan hier in de onmetelijkheid van de Kosmos.
Ik
lees dit ook bij Titus Burckhardt
in zijn vraag naar de mystiek van de astrologie. De mens, gezien door Ibn
Arabi, zegt hij, was niet alleen het centrum van de Kosmos toen de aarde nog
het centrum was maar is, toen geweten was dat de aarde omheen de zon draaide,
in die centrale positie gebleven.
Kunnen
we dan zeggen dat de dingen er zijn, enkel en alleen omdat de mens er is. Want
ware de toeziende en zich vragen stellende mens er niet, wat maakt het uit of
de dingen er zijn of er niet zijn.
Er
zijn ontelbaar vele zonnen met planeten omdat we nu weten dat ze er zijn. Ze
waren er ten tijde van Dante en toch waren ze er niet omdat niet geweten was
dat ze er waren.
Zo
denken we dat de denkende mens hier is opdat hij én getuige zou zijn van het
bestaan van het Universum én zich vragen zou stellen hoe het er is en hoe het
er kwam.
Als
men de fotos ziet genomen door de Hubble telescoop en het beeld genomen
380.000 jaar na de Big Bang, als men oog heeft voor de structuur van het atoom
en weten wat te weten is over het Higgs deeltje, is het dan zo verbazend dat
men zich vragen gaat stellen over Hij of Zij of Het die dit alles concipieerde.
De
vraag niet stellen en niet zoeken naar een antwoord is de geest van de mens
onwaardig. Even onwaardig is te zeggen dat er nada de nada is, zoals José Saramago, dit is maar al te
gemakkelijk.
The fact that the terrestial position of the human
being, serving as the fixed point to which will be related all the movements of
the stars, here symbolises the central role of man in the cosmic whole, of
which man is like the goal and the center of gravity.
|