Je bent niet veel als je
verkouden,
de dag ziet opengaan
en weer zich sluiten,
alsof er geen tijd
was heengegaan,
geen ogenblik van uur
werd opgeschreven,
wel de koorts getekend
in je ogen:
maar, waar je ligt,
je wel kunt denken
aan de bergen,
en de vlakte na Zinal - la plaine de la Lé -
de stroom er door,
die van de gletsjer komt,
de zang van water
en van luchten,
en van het licht erover de verwondering.
je waart er in de winter,
in de lente en de zomer,
je waart er in de herfst,
Je bent er nu, terug
in opgenomen en meegevoerd
springlevend zoals vroeger
zelfs, al ben je maar,
zo staat het nu geschreven,
een hoopje mens.
|