Wat zou ik zeggen,
indien ik plots, gezeten voor de vlammen van de haard, de gloed ervan in mijn
gelaat, de geest van Dante zou ontmoeten ik ontmoette hem al eens, een nacht
in Toscane - in mijn woonkamer?
Ben jij die Dante
die de kroon spant boven de letteren van de wereld, ben jij het die dat
machtige werk geschreven heeft waar zevenhonderd jaar lang de schrijvende en
lezende mens zich over gebogen heeft om het te ontcijferen, ben jij het die
onsterfelijke poëet die ik nu aan het lezen ben?
En, ontroerd, zou ik
het wagen hem te vragen plaats te nemen in de zetel bij de haard, zou ik het
wagen hem te vragen, regelmatig hier terug te keren tot mijn boek geschreven is.
Hij zou mijn Muze zijn, mijn toevlucht, mijn hulp, mijn meester.
Ik zou hem zeggen
dat zijn boek het grootste is dat ik las, ik zou hem zeggen dat zijn boek, toegevoegd
aan de Gregoriaanse muziek van zijn tijd en de gotische kathedralen die er
misschien aan ontsproten zijn het machtigste is dat zijn tijd heeft
voortgebracht en misschien, maar zeker is het niet, zou ik eraan toevoegen, dat
erna Johan Sebastiaan Bach gekomen is.
Maar, in elk geval,
ik zou ophouden met ademen, met denken, om en een deeltje van hem te zijn, en
van het Gregoriaans, en van de gotiek, en van Bach. Zo, opdat de geest van hen
en van die tijd vloeien zou in mij en voedsel zijn voor al wat ik nog te
schrijven heb en aldus de dagen die me nog resten, te kleuren en te bezielen.
Een massa dagen die mijn leven waren, zou ik hem zeggen, die zijn voorbijgeschoven
lijk een vlucht eenden over de Leie.
Ik zou hem vooral
willen zeggen dat ik zijn Commedia
pas ernstig ben gaan lezen nadat ik, in een boekenwinkel in Alicante, op een
rek, waar één boekje, één enkel klein boekje met blauwachtig couvert met die
vreemde titel Nueve ensayos dantescos,
lag te wachten op mij.
En jij, Dante, zou
het onmiddellijk geweten hebben dat het Jorge Luis Borges was - die je
ondertussen al ontmoet had in de hemel of ergens anders, in het Arcadia - die dit
kleine boekje geschreven had.
Ik denk, zou ik
zeggen: had dat boekje er niet liggen wachten, afgezonderd van alle andere
boeken, ik zou het nooit ontdekt hebben en wellicht zou het ook zo geweest zijn
dat ik er ooit zou aan gedacht hebben je Commedia
te gaan lezen.
Misschien, zou ik
zeggen, misschien was jij het, Alighieri Dante, die het er gelegd had opdat ik,
Ugo, het zou gevonden hebben.
|