Vandaag, nu ik op het punt sta op te schuiven naar het noorden, naar de
kilte die er nog heerst, wordt me herinnerd vraag me niet door wie - aan de
tekst van Psalm 139:
Uw
ogen, Heer, zagen alles wat ik was, en nog onvolmaakt zijnde, staat alles over
mij al opgetekend in je boek, hoewel alles er nog niet is, hoewel het nog komen
moet, het staat opgetekend in je boek.
Met
nog een vezel vast aan de boom des levens, vraag ik wat er nog in meer dan het
allerlaatste, staat opgetekend voor mij in dat Boek van de Heer. Als het
belangrijk genoeg is zal ik het jullie ten gepaste tijde laten weten, ten ware
het een bericht zou zijn dat lijk een meteoriet uit de lucht zou vallen.
Waar
ik nu aan denk is, dat als het grote er staat ook het kleine moet erin vermeld zijn,
en dan denk ik in de eerste plaats aan wat ik elke dag schrijven moet. Een
vriend vroeg me deze namiddag of ik al wist wat ik zou schrijven voor mijn blog
van morgen 31 maart. We zaten aan tafel in volle zon aan zee in een heerlijke
wind die moeilijk te bedwingen was. En ik wist het niet maar ik had vertrouwen,
ik wist dat de idee komen zou, plots en onverwacht. Wat achteraf gebeurde.
Want
al die voorbije dagen, weken, maanden hadden me geleerd dat er voor degenen die
schrijven een soort raadgever klaar staat, die je gedachten in het oog houdt om
tussen te komen als het nodig blijkt.
Het
is dus een kwestie van vertrouwen en attent te zijn op elk teken van hem. En
zelden heeft hij me ontgoocheld.
Staat
het kleine dus niet in detail opgetekend, het wordt toch opgevolgd want uit het
kleine ontstaat het grote, dat dan wel te lezen staat. Zo is het dat het kleine
het grote heeft bepaald en dat ik het leven heb gekend dat voor mij was
weggelegd, dat voor mij stond opgetekend.
Nu,
maakt mijn schrijven, mijn gegoochel met wat met woorden en gedachten deel uit
van het kleine, of is het iets méér?
Ik
maak me geen illusies, zelfs als het zou uitdraaien op een gepubliceerd boek
waaraan ik meer en meer begin te twijfelen - welk verschil maakt het uit in een
wereld van miljoenen boeken waarin alles al geschreven en beschreven staat. Het
is om er duizelig bij te worden en welke wereld in de Psalmen - wat heb ik er
nog aan toe te voegen, niets in meer. Ik kan er enkel wat zinnen, bewust of
onbewust, uit terug nemen en verhalen op een andere wijze, een betere of een
minder goede.
Een
zaak: ik heb wel de indruk verkeerd bezig te zijn met wat ik dacht mijn
levenswerk te worden. Ik ben geen Calderon de la Barca, geen Cervantes, geen
Pessoa; ik weet zelfs niet meer waar ik heen wil. Ofwel schrijft het boek zich
zelf, en wordt het een eenzaat, ofwel blijft het waar het in potentie wacht om
geschreven te worden.
Dit
zal dan het enige zijn dat ik vermocht. Dit is dan mijn geestelijk leven: het
woord dat mijn adem is.
|