xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Een grote morgen was het gisteren en ik neem nu voor het eerst de
woorden over uit mijn notaboekje de berekening dat het Universum 100 miljoen
jaren ouder is, werd gedaan aan de hand van de Europese ruimtetelescoop
Planck, en de foto in El País was het beeld dat het Universum uitstraalde
op het ogenblik dat het 380.000 jaar oud was. En dan lees ik:
Los primeros tiempos del cosmos fueron de
altisima temperatura, una sopa densa de protones, electrones y fotones.
En dan mijn vraag, 1. vanwaar kwamen die protones, electrones y fotones en 2. hoe kwam het dat die
elektronen en protonen het vermogen bezaten, bij het afkoelen na 380.000 jaar,
atomen te vormen en de fotonen (licht) hierbij vrij bleven, opdat hieruit, na
13.100.000.000 jaar het Universum zou ontstaan zoals het nu gekend is?
Inderdaad, een grote morgen: hier te zitten op mijn rots, de uitdeining
van de Big Bang te beluisteren in de grote symfonie die van de golven is, en ik
badend in die symfonie van het Universum en woorden optekenend die me bereiken,
komende van schrijvers van vroeger en nu, komende van oneindig ver terug toen
ik al in potentie bestond, een minimale fractie na de Big Bang.
Wie moet ik dankbaar zijn?
Er blijft dus nog altijd één stap te zetten om te komen tot de verste
origine van de elektronen, protonen en fotonen, een stap die nooit gezet zal
worden, gelukkig misschien, de wetenschap zal zich tevreden stellen te weten
dat ze een beeld hebben van 380.000 jaar na de Big bang en te weten dat het Universum
niet 13 miljard jaren oud is, maar 100 miljoen jaren ouder nog en dat, wat was
vóór de Big Bang, hun zaak niet is omdat dit in het domein van de metafysica
moet gezocht worden.
Het zou dus kunnen met de nadruk op zou kunnen - dat het protones y
electrones zouden geweest zijn die, hetzij ontstonden uit de Geest en bezeten
waren door de Geest, hetzij de materiële vorm waren van die Geest.
Maar wie ben ik om een dergelijke stelling naar voor te schuiven.
|