xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik ben een oud gezicht voor zij die me kennen, en zeker voor zij die me
niet kennen en die mijn ouderdom aflezen van mijn gang, mijn houding, de witte
kleur van mijn haar.
Ik ben ook die man als ik voor de spiegel sta, maar zonder spiegel, in
mijn diepste binnenste, ben ik jong al is het maar jong van geest.
Ik schrijf en blijf schrijven en ik voel me niet-oud als ik schrijf. Schrijven
is mijn therapie. Meer hoeft er niet gezegd, alleen vol te houden tot mijn
laatste ademtocht, wat een groot geluk zou zijn.
Ik kom aan de zee waar de golven zich storten op de rotsen en ik heb de
wereld verlaten, de wereld die zich sluit achter mij, een hek opgetrokken
tussen de zee en de wereld, een doorzichtig hek weliswaar, want mijn gedachten
ben ik niet altijd meester, ze zwerven uit.
Ik vraag me af, Stefan, hoe het met je boek is gesteld, of er schot in
komt. Weet dat Ik hier las van een Baskisch schrijver hoe hij er toe kwam, vertrekkende
uit Medellin, Colombia een plaats die je kennen moet - een geromanceerde
biografie te schrijven over Robert Mussche, vriend van Johan Daisne. Heb omdat
het handelt over een vergeten Vlaamse schrijver, het boek besteld, wachtende ook
op de bestelling van het boek van jou, dat ik niet missen wil.
En hier aan zee, aan mijn stuk kust van de zee, opent zich mijn
kosmos-wereld, de enige die ik hier kennen wil en is er een goot deel
van mij dat niet van deze aarde is. Gezeten in het oog van de golven, de wind in mijn gelaat, is wat
van mijn eeuwigheid is, van mijn nog-niet bestaan en nog-niet geboren zijn en
toch te zijn van alle tijden.
Dit zijn de ogenblikken dat ik vergeet te bestaan en toch besta, een in between tussen droom en realiteit. Een
Arcadia, de plaats die je koestert en door jou in de verf wordt gezet in je 'Mobilisatie
van Arcadia'.
Ik had er zo-even nog geen naam voor, maar ik weet het nu, deze plaats
hier is het Arcadia dat jij, Stefan, me hebt leren kennen. De plaats die Dante
kende in zijn tocht door de Hel als hij wandelde samen met Vergilius in het
gezelschap van Homerus, Horatius, Ovidius en Lucanus, en hij schreef dat het
goed was hier te spreken over dingen waarvan het beter was te zwijgen op aarde.
Een pogen, het zoveelste, een stukje literatuur te plegen. Niet allen
zullen me volgen naar de plaats van het zijn en van het niet zijn, al staat het
opgetekend en kan het worden opgezocht.
|