xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Wat is er van de mens en wat is er van God, of wat is er van God in de
mens? Hij herinnerde zich dat Dante, in zijn Paradiso, aan Beatrice de vraag stelt over de reden van Gods
schepping.
Haar antwoord is klaar en duidelijk:
Niet opdat hij nog meer zou zijn voor zichzelf,
want dit kan niet, maar opdat zijn schittering in zijn weerspiegeling zou
kunnen zeggen ik besta.
Het equivalent van deze zin had hij al ontmoet bij Karen Armstrong,
maar bij haar kwam hij uit een hadith van de Profeet Mohammed
Had jij, Dante, enige kennis van deze hadith die je hier of daar,
komende van de Murciaan, Ibn al Arabi, kon gelezen hebben, en als je hem in je
verzen hebt opgenomen was het dan niet omdat het een zin zwaar van betekenis was
die het doel en de reden van ons bestaan hier op aarde, duidelijk aangeeft?
Namelijk dat God zichzelf wou kunnen zien via de ogen - zijnde zijn geest - van de mens, want indien de mens er
niet zou zijn; er niemand weten zou dat Hij is zodat Hij, nood heeft aan de
mens opdat het geweten zou zijn opdat over Hem zou gesproken worden zo door hen
die in Hem geloven als door hen die niet in hem geloven, om het even.
En is het niet zo dat hoe dieper de mens doordringt tot de kern van de
materie hoe dichter hij komt tot een metafysisch beeld ervan, dat ons misschien
een grote stap dichter brengt tot wie of wat die God eigenlijk is of kan zijn.
Vragen tot in het oneindige en misschien ook vragen die jij je niet
openlijk hebt durven stellen omdat de geur van de brandstapels nog in je
neusvleugels hing.
Non per aver a sé di bene
acquisto / chesser non può, ma perché
suo splendore / potesse, risplendendo, dir subsisto.( Paradiso, canto XXIX :
13-15).
|