xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik
ben terug waar de zee zich onvervaard op de rotsen stort. Ik las er vanmorgen
de woorden die ik er achterliet, de woorden op de steen, waaronder de urne met
de as van Saramago, in het hart van Lisboa,
met zicht op de Taag, werd ondergebracht.
En
ik was minder dan ooit gelukkig met deze woorden voor een deel, wellicht door
zijn echtgenote, gehaald uit de allerlaatste zin van zijn Memorial do Convento, zijn boek over de bouw van het volumineus klooster
in Mafra waar ik ooit was.
Het
is een zin, alhoewel passend voor Saramago, die mijn ogen vochtig maakt, omdat
ik dacht dat het anders mocht, dat het anders kon:
Mais não
subiu para as estrellas,
se a terra
pertenecia.
Maar
hij steeg niet naar de sterren,
tot
de aarde behoorde hij.
Terwijl
ik dacht dat hij terug tot leven kwam als zijn boeken in de hand genomen worden
en hij gelezen wordt. En vooral dat het zeker niet de zin is die ik wens op de
steen die mijn as bergen zal, wel zou ik schrijven:
Hij
steeg op naar de sterren,
wat
hier nog rust is wat as die overbleef.
Denkend
aan wat ik las over de jonge farao die als een jonge eend opsteeg naar het
sterrenbeeld van Orion, waar ik ook vertoeven wil.
En hier,
op mijn plaats van altijd, is van de zee het boek dat ik lezen blijf. Zin na
zin, beweging na beweging, die ik volgen blijf op dezelfde plaats waar ik eens,
eens in de tijd die niet is, bij stormweer, duidelijk, zo duidelijk de stem van
mijn broer heb gehoord die me toeriep, Karel
ik leef, ik leef. Waarom zou ik het
niet blijven zeggen?
En
nu kijkend, mirando, binnenin de
beweging van de golven die de beweging
van het Zijnde is. En niet begrijpend wat was en wat is en wat hieruit
voortkomen moet.
Niets
ervan begrijpend, nada. Luisterend
naar de fluisterstem in mij, de glinstering van water in mij, van water over
mij, de beweging van de Kosmos over mij.
Omdat
ik eerst en vooral als geest geboren ben, geleefd, gehoopt en ik stijgen zal
naar de sterren als hét Moment er is.
Mijn
beste Saramago, het is hier dat ik wou zijn om die laatste zin van jou te lezen
en je te zeggen hoe onterecht die is.
Toch
schrijf ik je naam in alle geluiden van de zee, omkleed ik je met mijn inhoudelijk-zijn.
Beroer ik je met de witte schuimlijn die van alle zeeën, alle oceanen, die van
je eeuwigheid is.
Ik
ben niet meer van de aarde als ik hier kom, Ik ben van de Geest die Kosmos is.
Het is naar die Geest dat ik keren zal, dit kan niemand me ontnemen.
De
wind jaagt door de paginas van je boek dat ik meebracht vanmorgen, alsof jouw
geest het was, niet jouw nadas. Je
leeft als ik je lees en je zult blijven leven als ik je lees, alle nadas van de nadas ten spijt. En je weet het al.
Je
bent bij deze opgestaan, je resurrectie is voltrokken. Ik heb je hier ontmoet
in de geluiden van de zee over mij en in mij, de geluiden van de wind dwars
door je woorden heen.
Mijn
vriend, Saramago, ik schreef het al, je sterft niet de dood, je sterft het
eeuwig leven.
|