Midden
in de nacht, gewekt door een jagende wind om het huis en in de bomen was hij opgestaan
omdat er beneden een deur open en dicht sloeg, zo dacht hij toch. Het geraas
was lijk een wild gezang van vreemde krachten die het huis bestormden, alsof
het spoken waren, stemmen en kreten uit het verleden die deze plaats opnieuw
kwamen opzoeken. Hij had een zwaar wollen deken om zich geslagen en was gaan
neerliggen op de sofa voor de haard, luisterend naar de geluiden in de haard.
Lang had hij wakker gelegen denkend dat het huis heen en weer bewoog over hem,
denkend dat het beter was op te staan en te schrijven, maar hij was er niet toe
gekomen en was in slaap gevallen.
Hij
ontwaakte bij het eerste licht uit een vage droom, die hij onmiddellijk totaal vergat.
Hij dacht aan een zin van Louis Pauwels uit zijn Blumroch: Qui rate les aubes, rate sa vie. En plots kreeg het licht in de kamer een stem die hem
naar buiten riep. Ongewassen en ongeschoren en
zonder te ontbijten trok hij mantel en botten aan en was hij buiten in de kilte
van de morgen.
En
hij wist dat, nu de wind was gaan liggen, dit het grote moment was van de nieuwe dag, in het eerste licht
dat tussen de bomen hing, de luchten weerspiegeld in het water van de bijna
dichtgegroeide vijver met de stenen bank waar hij zat te schrijven in de lente
en de zomer, tot ver in de herfst.
Wat
doe je hier nu? verweet hij zich.
Het
is mijn bad dacht hij, het is de sprong van Louis Pauwels elke morgen, zo zomer
als winter in het water van zijn zwembad, en dit bos is mijn morgenbad, ik moet
het meer doen, heb al genoeg geslapen in mijn leven, heb er de tijd niet meer
voor.
Houtduiven
vlogen op uit de bomen en het bos opende zich. Langs een modderige wegel, die bestrooid
lag met stukken hout en enkele omvergewaaide canadabomen drong hij binnen in de
geborgenheid ervan. Hij dacht aan het begin van de Divina Commedia, wat als
ik blijf verder gaan, dacht hij, wat als ik uitkom bij een heuvel en deze wil
opgaan zo dat de steunende voet steeds
de laagste is, of wat is de betekenis van dit fameuze vers
van Dante?
Zware
winden hadden de aarde geopend en de rottende bladeren omgewoeld en de lucht was
gevuld met de geur van humus en hout. Hij dacht, dit bos hier is mijn gebed,
mijn verbondenheid met de levende natuur, mijn verbondenheid met wat niet te
noemen is, maar dat dit bos is mijn gezel, is mijn wereld hier, tastbaar
aanwezig. Het is een tastbaar gebed zonder woorden, zonder lofzangen, zonder
wierook, zonder brandende kaarsen, het is de adem en de geest van de kosmos.
Hij
wist dat dit een zin was die hij zou neerschrijven eens aan zijn tafel gezeten,
deze zin over een tastbaar gebed zonder woorden, misschien had hij deze zin
reeds opgetekend. En het zal wel dacht hij, je kunt niet blijven nieuwe zinnen
uitvinden. Maar zijn ganse wezen was erin opgenomen, hij was licht en humus en
het geruis van de wind als het geluid van de planeet Aarde, suizend, met hoge
snelheid in haar baan om de zon.
Het
eeuwige in de geest van de mens, de geest die leefde in het Woord dat in den
beginnen was en het Woord levend in de geest van de mens. Al weet hij niet hoe hij
dit, over ruimte en tijd heen, op een andere wijze formuleren kan.
Het
is en groot begin voor deze dag. Hij zit op een goede golflengte. Hij vermoedt
heel sterk dat het Woord van Johannes, het Woord was van een in het Grieks
denkende en schrijvende auteur, geïnspireerd door Plato en Aristoteles en vele
anderen. Die allen heel wat gemeen hadden met de ideeën van Egyptische
priesters, met ideeën komende uit het Oosten, de ideeën van Lao Tzu, die wist
dat alles ontstaan is uit Tao en niet
anders te omschrijven is als Tao. Of het Woord dat niet anders te omschrijven
is dan als het Woord.
En
hij weet in alle poriën van zijn geest dat dit een begin van waarheid is, of
dan toch een begin van de waarheid is, die kan neergeschreven worden als, alles is ontstaan uit Tao of alles is ontstaan
uit het Woord.
En de Oosterse herkomst van die eerste zin
van Johannes wordt nog versterkt door het feit dat de beschrijving van het
Hemelse Jerusalem uit de Apocalyps, een afspiegeling is van de mandala van het
Paradijs van Vaikuntha, de hemelse woning van Vishnu, zoals het beschreven
staat in de Skanda Purâna.
Het parallellisme van deze mandala met de beschrijving
van het Hemelse Jerusalem is te frappant en het is het nog meer als beide
teksten vergeleken worden. Dit weet hij omdat hij Titus Burckhardt las
wiens boek hij ontdekte in la chambre des
preux van die oude chalet in Grimentz, dat kleine (spiritueel) dorpje in de
Valais.
En
dacht hij, is er wel een grotere zin om een boek, welke het ook moge zijn, te
beginnen, als: In den beginne was het
Woord. Au commencement était le Verbe. In the beginning was
the Word?
Hij
kan deze zin omschrijven als in den beginne was er de onhoudbare drang om te
ontstaan, om materieel open te bloeien. En deze drang is gebleven. Het
Universum dat nog steeds wordende is, is er het teken van, het teken van het
Eeuwig Bewegende, het teken van wie of wat maar al te gemakkelijk God wordt
genoemd.
Titus
Burckhardt : Symboles, Recueil dEssais, Arche, Milano 1980, p.29.
|