xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Je
hebt meer dan dertig jaar lang het gesprek met jezelf opgetekend in een
dagboek. Je leefde, hoofdzakelijk in en met boeken. Je legde de gegevens die je
ontmoette naast en over elkaar en vond openingen naar eigen structuren waarvan
je meende dat deze dichter de Waarheid benaderden al wist je niet wat deze
Waarheid wel zijn kon.
Je
las over de New Physics en je aanzag
dit als een nieuwe Bijbel ditmaal geschreven in beelden in plaats van in
woorden. Beelden die uiteindelijk nog moeilijker te lezen waren, maar het waren
beelden in de diepte die de vinger legden op het mysterie van het Zijn.
Je
las over het ontstaan van een nieuw sterrenstelsel in de Orionnevel en je oordeelde
dat dergelijk gebeuren beter paste bij een God die de structuur van atomen
bedacht en uitbouwde, dan heel wat optredens van Hem in de Bijbel.
Je
vond dat de onbehouwen stenen van Stonehenge ook het altaar uit de Bijbel
moest uit onbehouwen steen - en de wijze waarop deze geplaatst werden, qua
functie heel wat gemeen hadden met de functie van onze eerste gotische
kathedralen die je als kosmische kathedralen zag.
Je
las Freeman Dyson en je las Fritjof Capra en Richard Feynman, en Paul Davies,
en vele, vele anderen. En je las Maurice Gilliams en T.S.Eliot, en het gebeurde
dat de totaliteit van dat alles en van nog heel wat meer, tot osmose kwam,
zoals God, Mens en Kosmos, één alles innemende osmose is.
En
je las de encycliek over de Schittering van de Waarheid en in de brieven van
Paulus dat hij, na door de bliksem te zijn getroffen onmiddellijk is afgereisd
naar Arabië, om er drie jaren te verblijven en pas daarna Petrus en Jacobus, de
broer van Christus, op te zoeken in Jerusalem.
En
je las Borges en je dacht met hem dat het de omstandigheden zijn die de
richting bepalen van de wegen die je inslaat en je concludeerde dat de vrijheid
van handelen waarover je beschikken sterk begrensd wordt door deze
omstandigheden.
Maar
het gebeurde ook dat je bij dit alles, de realiteit der dingen om je heen
vergat.
En
al wat was en is, aanwezig lijk de ceder in het cederzaad, tracht je
nu, hoe gek het ook moge zijn, samen te brengen in een boek, om je deze morgen
af te vragen welk nut het heeft één boek te schrijven als je de tijd niet meer hebt er tien of dan toch, minstens, er meerdere te schrijven. En, zoals ik je ken, toch zul je verder gaan.
|