xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
En dan, wat hij niet zo
dikwijls deed, bladerend in zijn dagboeken, valt hij op enkele regels uit een
gedicht van Rilke die hij overgeschreven had en van uit het licht van de bergen,
komen de herinneringen aan Anja terug:
Einmal
wenn ich dich verlier,
wirst
du schlafen können, ohne
dasz
ich wie eine Lindenkrone
mich
verflüstre über dir?
Hij had dit geschreven toen
Rilke een toevlucht was voor zijn gevoelens van een beginnend verliefd zijn. En
hij de pijn die zwol in hem, onderdrukken wou omdat hij wist dat het verschil
in ouderdom met haar, en de levensomstandigheden van hen beiden, te groot waren,
te onoverkomelijk.
En zijn dagboek open voor hem:
Zal
je wel slapen kunnen als ik je verlies en me niet meer lijk een krans van
lindebloesems verfluister over jou?
Kort was hun ontmoeting
geweest, maar achteraf als hij naging hoeveel gebeurtenissen nodig waren
geweest opdat hij haar ontmoeten zou, op weg naar een berghut, op meer dan
2.800 meter hoogte in de Alpen, dan zag hij er, maar al te graag, elementen in
die vooraf - door het lot, dacht hij - vastgelegd waren opdat hij haar
ontmoeten zou.
Het was vroeg in de morgen dat
hij met zijn twee vrienden Robert en Gustave, enkele dagen na hun bezoek aan het
graf van Rilke, op weg waren om de beklimming van de Besso te doen en even
gestopt waren in de Cabane du Petit
Mountet, en ze haar ontmoetten waar ze neerzat, in de schemer en alleen,
aan een tafeltje, met een tas thee voor zich.
Dit was het begin geweest. Later,
aan een moeilijke passage over een stroom die langs de bergwand naar beneden
stortte, had ze schijnbaar gewacht op hen, ze zou hen vragen hoe het verder
moest en Robert die haar uitnodigde hen gezelschap te houden, over de gletsjer
tot in de Cabane du Grand Mountet.
Het begon als een totaal
onschuldige kennismaking, waarbij hij vernam dat haar naam Anja was en dat ze
een landgenote was, een streekgenote bijna. Ze wou de cabane bezoeken waar ze jaren geleden geweest was met haar vader en
was zinnens nog die zelfde namiddag terug te keren naar Zinal. Robert zegde
haar dat ze beter de nacht in de cabane
doorbracht en pas morgen, in de namiddag, als ze terug waren van de Besso, met
hen terug kon gaan, quen pensestu, Ugo? had hij gevraagd.
Hij wist, als hij verder
bladerde dat zijn dagboek van die maand augustus de echo droeg van hun ontmoeting
en vooral van zijn lange afdaling met haar over de gletsjer naar Zinal toe. Hij
hoefde het niet te herlezen, niet over te nemen. Hij wist dat de woorden komen
zouden zoals ze nog, na de vele jaren die erover waren, woonden in hem.
Maar hij aarzelde. Hij aarzelde
open te breken wat nog smeulde, omdat hij wist dat het een gebeuren was geweest
met een te groot impact aan mogelijkheden, die hij toen, de dagen na hun
afscheid van elkaar, had uitgeschreven om zijn gevoelens te onderdrukken.
*
Pas een paar dagen later zou
hij het verhaal verder openen. Hij zou gaan neerzitten in de tuin, de laatste
mooie dag van de herfst, aan de tafel onder de bomen, met het vallen van de
bladeren over hem zoals de vallende bladeren in het boek, en Zhivago toen een
ogenblik dacht dat het de schaduw van vogels was en het was in het gekir van
de tortels en het ruisen van de wind in de bomen dat hij begon aan het verhaal waarin
alle elementen aanwezig waren opdat in de bergen omheen de cabane du Grand
Mountet, zijn leven voor een tijd stil zou staan en zij binnen komen zou in
hem, om er tot deze dag in de herfst, en tot lang nog erna, te wonen, wat hij
ook deed om haar te vergeten.
*
|