xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Hoe kom ik over bij
zij die me lezen, zij die me kennen?
Welke ruimte ligt
er tussen de lezende man en de schrijvende, en zelfs hoe komt over bij mij hij die
schrijft?
Jorge Luis Borges
schrijft dat er tussen beiden weinig
verschil is, dat onze nadas, onze nietsen, weinig
verschillen en dat het de omstandigheden zijn
die gemaakt hebben dat jij de lezer bent en ik, zegt hij, de schrijver. Hij formuleert dit in enkele versregels:
Nuestras nadas poco difieren,
es trivial y fortuita la circunstancia de que
seas tù el lector de estos ejercicios,
y yo su redactor.
Karel Jonckheere,
een dichter uit een vroegere mijn - periode begon zijn Spiegel der Zee met
de crue slagzin:
Wie
veertig jaar wordt zal zich zelven kennen of
anders is het beter dat hij sterft;
Ik word er
vijfentachtig en zou ik durven schrijven dat ik me zelven ken?
Ik ken wel
de fouten die ik gemaakt heb in mijn leven, had moeten handelen zoals Hugo
Claus (denk ik nu maar dit ook ware geen goede oplossing geweest) en schrijver worden
in plaats van in te trekken in de Nationale Bank van België.
Maar dit ter
zake, wat heeft gemaakt dat ik niet de lezer ben en jij die me leest de schrijver van de blogs die dagelijks verschijnen? Was er iets anders dan de levensomstandigheden die
gemaakt hebben dat ik elke dag een stuk schrijf, was er ook de stand van planeten
en sterren op het ogenblik van mijn conceptie, op het ogenblik van mijn geboorte?
Alsof ik, die
iemand, die schrijver van nu, zo heel goed zou kennen, alsof ik op voorhand
weten zou wat hij gaat schrijven en eens hij neerzit weten zou wat er uit zijn
pen zal vloeien. Neen, zo gaat het niet, zo goed ken ik die iemand niet van
de blogs die onder zijn verhakkelde naam verschijnen.
Zo het kan
zijn dat er een dubbelganger-schrijver in mij te wachten zit die, op het
ogenblik dat ik de pen opneem, wakker schiet en beslist wat er zal en mag en
kan geschreven worden.
Je weet maar nooit.
|