xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
I
Weke wieren waren het,
verweesd in holtes,
woorden er gestapeld,
eeuwenlang,
Vreemd genoeg
om te verdwalen,
ergens op de aarde.
maar niet verhaald als
plaats,
eens onze schaduw
weg.
II
Op deze plaatsen
is de zee meer zee,
dan gisteren, onrustig,
ongeduldig
alsof ze stijgen wou tot
boven
de luchten.
Ontoegankelijk,
zoals een gedicht
niet te ontcijferen,
ons toevertrouwd.
III
Woorden die je laten zult,
te dor, te laks,
te open gespreid,
dadels die hier rijpen zullen
tot vervelens toe,
maar vergeten,
voor wat er geborgen
in de luchten
Gedichten
raken weg gespoeld,
gelukkig de meeuwen
die ze lezen zullen.
IV
Ik was hier
om er niet te zijn,
om te denken
dat ik droomde er te zijn
terwijl ik er niet was.
Om er te zijn is weinig
nodig,
niets meer dan om er niet te
zijn,
al ben ik er.
De vraag van de zee
Zal ik altijd horen om er te
zijn,
zelfs als ik er niet zal
zijn.
|