xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De knaap die ik was.
De knaap die met de missaal onder de arm, de lange weg aflegde naar de kerk, te
voet, zoals de mensen van het ganse dorp, in groepjes van twee, drie samen. En
galmend over de huizen en straten en velden, de kerkklokken die hen aanmaanden:
Kom, kom, het is tijd, de Heer wacht.
En de kerk, vol met
gelovigen, ook met de knaap die ik was.
Wat gebeurde er opdat
er nu een tijd gekomen is dat weinigen, de roep van de Heer nog horen. Wat
gebeurde er in die laatste vijftig jaar die ons scheidden van het Concilie van
1962, toen besloten werd de Kerk dichter bij de mens te brengen. En niet alleen,
door de woorden van de Mis in de taal van het volk te lezen, wat voor velen ervaren
werd als een vreemd, ongewoon gebeuren, maar ook, wat even vreemd overkwam, de
priester die nu aan het altaar stond met het gelaat naar de gelovigen gekeerd,
terwijl hij vroeger de kracht van zijn gebed en van zijn zegen haalde - de
armen in orant - uit de goddelijke energie die uit het oosten kwam.
Ik denk niet dat het
verdwijnen van het Latijn en de Gregoriaanse gezangen, en de wijziging in de
plaats van de priester nu met de rug naar het oosten, plus punten zijn geweest.
Integendeel, het betekende, naar mijn gevoelen, een inbreuk op het sacrale
karakter van de Mis. Het betekende dat de Mis ontdaan werd van haar symboliek en
aldus overkwam als een soort voorstelling die eerder van de aarde was dan van
de hemel.
Maar de ontheiliging
van de Mis was niet het ergste.
Kwam daarbij de mens die inzicht kreeg in wat het Universum was, de aarde, wentelend
en draaiend omheen de zon, en de zon vastgehecht in haar sterrenstelsel wegschietend in het oneindige
samen mert de miljarden sterrenstelsels. En het feit - wat de Kerk niet heeft willen
of kunnen begrijpen en nog niet schijnt te begrijpen - dat God nu heel ver af
is, ergens aanwezig in de lichtjaren van ons verwijderde sterren en met Hem,
zijn Hel en Paradijs, en dat de God, deze van toen ik nog knaap was, andere
zaken te regelen heeft dan zich om de aarde en de mens op aarde zorgen te
maken.
*
Er was op 13 oktober,
op de BBC een heruitzending van een programma waarover ik op 11 oktober 2011, een
blog heb geschreven. Het ging over de vraag of er iets was vóór de Big Bang.
Alle ondervraagde
kosmologen wisten dat er iets moet
geweest zijn, en allen hebben ze hun voorstel gedaan, van een met energie
geladen leegte tot een black hole,
tot een vorig Universum dat nog amper een wolk energie geworden was, tot nog een
hoop andere mogelijkheden, maar iets wisten ze moet er geweest zijn.
Echter niemand
onder hen vernoemde de naam van God als mogelijkheid. Niemand vermeldde dat in
den beginne het Woord was, het Woord dat in zich, alle evolutiegegevens en
wetmatigheden voor het tot stand komen van een Universum had kunnen bezitten.
ik zou geantwoord
hebben dat er Iets zou kunnen geweest zijn, waaraan de naam van God kon worden
toegekend, iets immaterieel, iets
niet te voelen, niet te horen, niet te zien, niet vast te stellen, maar iets
dat er was en wist wat geweten moest, opdat na 13.5 miljard jaar de vraag zou
gesteld worden wat er was voor het er was.
Maar dit antwoord
ook zou de (aarts)bisschoppen in Concilie niet geholpen hebben, integendeel.
|